10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie
Voici la chanson la plus célèbre de chaque anniversaire, écoute sa version française !
Dit is het beroemdste lied bij elke verjaardag, luister naar de Nederlandse versie!

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
joyeux gelukkig
anniversaire verjaardag
âge leeftijd
demander vragen
avoir hebben
ans jaar
quand wanneer
naissance geboorte
dire zeggen
combien hoeveel
tu jij
as bent

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Ali invite Rosie à sa fête d’anniversaire.

Ali nodigt Rosie uit voor zijn verjaardag.
1. Ali : Salut Rosie, tu fais quoi samedi soir ? (Hoi Rosie, wat doe je zaterdagavond?)
2. Rosie: Je suis libre, pourquoi ? (Ik ben vrij, waarom?)
3. Ali : Je fais une fête chez moi à 20 heures, c’est mon anniversaire. (Ik geef een feestje bij mij om 20 uur, het is mijn verjaardag.)
4. Rosie: Ah oui, tu fêtes ton anniversaire le 5 novembre, c’est ça ? Quel âge as-tu cette année ? (Oh ja, je viert je verjaardag op 5 november, klopt dat? Hoe oud word je dit jaar?)
5. Ali : J’ai trente-cinq ans ! Tu as oublié ? (Ik word vijfendertig! Ben je het vergeten?)
6. Rosie: Ah oui, désolé ! Tu prépares quelque chose pour la fête ? (Oh ja, sorry! Bereid je iets voor het feest voor?)
7. Ali : Oui, je fais un gâteau au chocolat. (Ja, ik maak een chocoladetaart.)
8. Rosie: Tu invites combien de personnes ? (Hoeveel mensen nodig je uit?)
9. Ali : Environ quatre amis et ma famille. Ma nièce sera là aussi. (Ongeveer vier vrienden en mijn familie. Mijn nichtje zal er ook zijn.)
10. Rosie: Elle a quel âge ta nièce ? (Hoe oud is jouw nichtje?)
11. Ali : Elle a un an et demi. Tu viens ? (Ze is anderhalf jaar. Kom je?)
12. Rosie: Oui, bien sûr ! (Ja, natuurlijk! Het wordt leuk.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Quel jour Ali fait-il sa fête ?

(Op welke dag viert Ali zijn feest?)

2. Quel âge a Ali cette année ?

(Hoe oud is Ali dit jaar?)

3. Combien de personnes Ali invite-t-il environ ?

(Hoeveel mensen nodigt Ali ongeveer uit?)

4. Quel âge a la nièce d'Ali ?

(Hoe oud is Ali's nichtje?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Quand est ton anniversaire et comment le célèbres-tu ?
    2. Wanneer ben je jarig en hoe vier je dat?
  2. Quel âge as-tu cette année ?
    3. Hoe oud ben je dit jaar?
  3. Qu'est-ce que tu prépares ou aimes recevoir pour ton anniversaire ?
    4. Wat bereid je voor of krijg je graag voor je verjaardag?
  4. Invites-tu souvent des amis ou de la famille à ta fête ? Pourquoi ?
    5. Nodig je vaak vrienden of familie uit voor je feest? Waarom?