Leer Franse vraagwoorden zoals Où, Pourquoi, Combien en oefen met het stellen van praktische vragen in alledaagse situaties. Deze les behandelt essentiële vraagzinnen en belangrijke werkwoorden als demander en répondre, met voorbeelden en dialogen.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (12) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik de volgende woorden op functie: woorden die gebruikt worden om vragen te stellen of woorden die verband houden met de handelingen vragen en antwoorden.
Mots interrogatifs
Actions de communication
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Combien ?
Hoeveel?
2
Questionner
Ondervragen
3
Répondre
Antwoorden
4
Quand ?
Wanneer?
5
Pourquoi ?
Waarom?
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Maak een zin die bij de afbeelding past, gebruik een vraag. (Maak een zin die bij de afbeelding past, met een vraag.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ____ à mon collègue où se trouve la salle de réunion.
(Ik ____ aan mijn collega waar de vergaderruimte is.)2. Tu ____ toujours rapidement aux questions des clients.
(Jij ____ altijd snel de vragen van de klanten.)3. Nous ____ souvent chez nos amis le vendredi soir.
(Wij ____ vaak op vrijdagavond bij onze vrienden.)4. Pourquoi ____-tu toujours des informations précises ?
(Waarom ____ jij altijd om precieze informatie?)Oefening 8: Iets vragen bij het postkantoor
Instructie:
Werkwoordschema's
Demander - Vragen
Présent
- je demande
- tu demandes
- il/elle demande
- nous demandons
- vous demandez
- ils/elles demandent
Répondre - Antwoorden
Présent
- je réponds
- tu réponds
- il/elle répond
- nous répondons
- vous répondez
- ils/elles répondent
Venir - Komen
Présent
- je viens
- tu viens
- il/elle vient
- nous venons
- vous venez
- ils/elles viennent
Prendre - Duren
Présent
- je prends
- tu prends
- il/elle prend
- nous prenons
- vous prenez
- ils/elles prennent
Vouloir - Willen
Présent
- je veux
- tu veux
- il/elle veut
- nous voulons
- vous voulez
- ils/elles veulent
Oefening 9: Les adverbes interrogatifs: "Où", "Pourquoi", "Combien", etc...
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De vragende bijwoorden: "Où", "Pourquoi", "Combien", enzovoort...
Toon vertaling Toon antwoordenQuand, Comment, Pourquoi, Où, Combien
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.18.2 Grammaire
Les adverbes interrogatifs: "Où", "Pourquoi", "Combien", etc...
De vragende bijwoorden: "Où", "Pourquoi", "Combien", enzovoort...
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Demander vragen Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je demande | ik vraag |
tu demandes | jij vraagt |
il/elle/on demande | hij/zij/men vraagt |
nous demandons | wij vragen |
vous demandez | jullie vragen/u vraagt |
ils/elles demandent | zij vragen |
Répondre antwoorden Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je réponds | ik antwoord |
tu réponds | jij antwoordt |
il/elle/on répond | hij/zij/men antwoordt |
nous répondons | wij antwoorden |
vous répondez | u antwoordt |
ils/elles répondent | zij antwoorden |
Venir komen Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') viens | ik kom |
(tu) viens | jij komt |
(il/elle/on) vient | hij/zij/het komt |
(nous) venons | wij komen |
(vous) venez | u komt |
(ils/elles) viennent | zij komen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Vraagwoorden en het stellen van vragen in het Frans
In deze les leer je hoe je in het Frans vragen stelt met behulp van vraagwoorden, ook wel adverbes interrogatifs genoemd. Deze zijn essentieel om informatie te verkrijgen en gesprekken te voeren, zoals op een feestje, op kantoor of tijdens het reizen. Belangrijke vraagwoorden die aan bod komen zijn Où (waar), Pourquoi (waarom), Combien (hoeveel), Comment (hoe), Quand (wanneer) en Qui (wie).
Voorbeelden van vragen
- Où habites-tu ? (Waar woon jij?)
- Pourquoi apprends-tu le français ? (Waarom leer je Frans?)
- Combien ça coûte ce livre ? (Hoeveel kost dit boek?)
- Comment fais-tu une tarte aux pommes ? (Hoe maak je een appeltaart?)
- Quand viens-tu au café ? (Wanneer kom je naar het café?)
- Qui invites-tu à la fête ? (Wie nodig je uit voor het feest?)
Vraagwoorden en communicatieacties
In de les worden vraagwoorden geclusterd in categorieën zoals Mots interrogatifs (vraagwoorden) en Actions de communication (communicatiehandelingen zoals demander en répondre). Dit helpt je om niet alleen vragen te stellen maar ook het antwoord te begrijpen en te geven.
Praktische dialogen
We oefenen onder andere gesprekken op kantoor, in een café en tijdens het reizen. Zo leer je direct hoe je vragen stelt en beantwoordt in dagelijkse situaties, bijvoorbeeld het vinden van een kantoor of het vragen naar prijzen in een café.
Werkwoordsvervoegingen
De focus ligt ook op belangrijke werkwoorden zoals demander (vragen), répondre (antwoorden), venir (komen), prendre (nemen) en vouloir (willen), vervoegd in de tegenwoordige tijd. Je oefent met invuloefeningen om deze actief te leren gebruiken.
Taalverschillen tussen het Nederlands en Frans
Een opvallend verschil is dat het Frans vaak een extra frase of structuur gebruikt om een vraag te vormen, bijvoorbeeld Où est-ce que tu habites ? waar het Nederlands eenvoudig zegt Waar woon je? Daarnaast bestaat het Frans uit verschillende vraagwoorden waar het Nederlands soms één woord gebruikt, bijvoorbeeld combien (hoeveel) en pourquoi (waarom). Ook is het gebruik van formele en informele vormen belangrijk in vraagzinnen, zoals tu (jij) en vous (u/jullie). Leer woorden zoals demander (vragen) en répondre (antwoorden) die in het dagelijks leven veel voorkomen. Hiermee kun je effectief communiceren en beter begrijpen wat er van je gevraagd wordt.