10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Monsieur Dupont: Bonjour et bienvenue ! Je suis Monsieur Dupont, votre professeur de français. Comment tu t'appelles ? (Hallo en welkom! Ik ben meneer Dupont, uw docent Frans. Hoe heet jij?) Show
2. Émilie: Bonjour Monsieur ! Je me présente: je m'appelle Émilie. (Goedemiddag meneer! Ik stel me voor: ik heet Émilie.) Show
3. Monsieur Dupont: Très bien Émilie. Puis-je vous demander votre nom ? (Heel goed, Émilie. Mag ik u uw naam vragen?) Show
4. Émilie: Bien sûr, mon nom est Dupuis. (Natuurlijk, mijn naam is Dupuis.) Show
5. Monsieur Dupont: Merci, Émilie Dupuis. Est-ce que vous avez un surnom ? (Dank u, Émilie Dupuis. Heeft u een bijnaam?) Show
6. Émilie: Oui, mes amis m’appellent "Mimi". (Ja, mijn vrienden noemen me "Mimi".) Show
7. Monsieur Dupont: C’est amusant! Et comment s’écrit votre nom ? (Dat is leuk! En hoe schrijft u uw naam?) Show
8. Émilie: D-U-P-U-I-S. (D-U-P-U-I-S.) Show
9. Monsieur Dupont: Enchanté de faire votre connaissance ! (Aangenaam kennis met u te maken!) Show
10. Émilie: Moi de même, Monsieur Dupont. (Ik ook, meneer Dupont.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Comment s’appelle l’élève ?
    2. Hoe heet de leerling?
  2. Quel est le nom d’Émilie ?
    3. Wat is de achternaam van Émilie?
  3. Quel est le surnom d’Émilie ?
    4. Wat is de bijnaam van Émilie?
  4. Comment s’écrit le nom d’Émilie ?
    5. Hoe schrijf je de naam Émilie?
  5. Comment s'appellent tes amis ?
    6. Hoe heten je vrienden?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Comment tu t'appelles, Je me présente, nom, surnom, s’écrit

1.
Bonjour Monsieur ! ...: je m'appelle Émilie.
(Hallo meneer! Ik stel me voor: ik heet Émilie.)
2.
Merci, Émilie Dupuis. Est-ce que vous avez un ... ?
(Dank je, Émilie Dupuis. Heb je een bijnaam?)
3.
C’est amusant! Et comment ... votre nom ?
(Dat is leuk! En hoe schrijf je jouw naam?)
4.
Très bien Émilie. Puis-je vous demander votre ... ?
(Heel goed, Émilie. Mag ik u om uw naam vragen?)
5.
Bonjour et bienvenue ! Je suis Monsieur Dupont, votre professeur de français. ... ?
(Hallo en welkom! Ik ben meneer Dupont, uw leraar Frans. Hoe heet je?)