Leer hoe je in het Frans een specifiek moment in de tijd uitdrukt met voorzetsels zoals à, le, en en au. Ontdek hun juiste gebruik bij uren, data, maanden en eeuwen en begrijp ook verschillen ten opzichte van het Nederlands.
- Je gebruikt à voor een precies tijdstip.
- Je gebruikt le voor een datum of een dag van de week.
- We gebruiken en voor een maand, een seizoen of een jaar.
- Men gebruikt au voor een eeuw.
Prépositions (Voorzetsels ) | Exemples (Voorbeelden) |
À | Je vois ma famille à vingt heures. (Ik zie mijn familie om twintig uur.) |
Le | Tu fêtes ton anniversaire le 3 mai. (Je viert je verjaardag op 3 mei.) |
En | Elle part en vacances en juillet. (Ze gaat in juli op vakantie.) |
Au | Il est né au 18ème siècle. (Hij is geboren in de 18e eeuw.) |
Uitzonderingen!
- Wanneer je "le" voor een dag van de week zet, spreek je over een gewoonte. Voorbeeld: Je vais au basket le samedi.
Oefening 1: Indiquer un moment précis
Instructie: Vul het juiste woord in.
en, au, le, à, Au
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je prends le bus ___ huit heures du matin.
(Ik neem de bus ___ om acht uur 's ochtends.)2. Nous allons au garage ___ samedi.
(Wij gaan op zaterdag naar de garage ___.)3. Elle conduit la voiture ___ juillet.
(Zij rijdt de auto ___ juli.)4. Il a eu son permis ___ 21e siècle.
(Hij heeft zijn rijbewijs behaald ___ 21e eeuw.)5. Nous achetons un ticket ___ dix heures.
(Wij kopen een kaartje ___ tien uur.)6. Le vélo est dans la rue ___ mercredi.
(De fiets staat op straat ___ woensdag.)