A1.30: Ziekte en pijn

Maladie et douleur

Leer hoe je in het Frans over ziek zijn en pijn praat, met de nadruk op de futur proche (aller + infinitief) en relevante woordenschat over symptomen en medische situaties. Oefen eenvoudige dialogen voor het doktersbezoek, de apotheek en telefonische afspraken, passend bij niveau A1.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (13)

 L'hôpital: het ziekenhuis (French)

L'hôpital

Show

Het ziekenhuis Show

 Aller chez le médecin : Naar de dokter gaan (French)

Aller chez le médecin

Show

Naar de dokter gaan Show

 L'allergie: de allergie (French)

L'allergie

Show

De allergie Show

 Avoir le nez qui coule: Een loopneus hebben (French)

Avoir le nez qui coule

Show

Een loopneus hebben Show

 Avoir mal à ...: pijn hebben aan ... (French)

Avoir mal à ...

Show

Pijn hebben aan ... Show

 Le patient: de patiënt (French)

Le patient

Show

De patiënt Show

 Le docteur: de dokter (French)

Le docteur

Show

De dokter Show

 La maladie: De ziekte (French)

La maladie

Show

De ziekte Show

 Tousser (hoesten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tousser

Show

Hoesten Show

 Éternuer (niezen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Éternuer

Show

Niezen Show

 Se moucher  (neus snuiten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Se moucher

Show

Neus snuiten Show

 Avoir de la fièvre: Koorts hebben (French)

Avoir de la fièvre

Show

Koorts hebben Show

 Prendre un médicament: Een medicijn innemen (French)

Prendre un médicament

Show

Een medicijn innemen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
chez le médecin | demain parce que | la tête. | Je vais aller | j'ai mal à
Je vais aller chez le médecin demain parce que j'ai mal à la tête.
(Ik ga morgen naar de dokter omdat ik hoofdpijn heb.)
2.
fièvre ? | Est-ce que | vous avez | de la
Est-ce que vous avez de la fièvre ?
(Heeft u koorts?)
3.
excusez-moi. | Je ne | éternuer ici, | vais pas
Je ne vais pas éternuer ici, excusez-moi.
(Ik ga hier niet niezen, pardon.)
4.
la toux. | Nous allons | médicament contre | prendre un
Nous allons prendre un médicament contre la toux.
(We gaan een medicijn tegen hoest nemen.)
5.
faut te | ? Il | qui coule | moucher souvent. | Tu as | le nez
Tu as le nez qui coule ? Il faut te moucher souvent.
(Heb je een lopende neus? Je moet vaak je neus snuiten.)
6.
le patient | Le docteur | à l'hôpital. | va examiner
Le docteur va examiner le patient à l'hôpital.
(De dokter gaat de patiënt in het ziekenhuis onderzoeken.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Je vais aller chez le médecin parce que j’ai mal à la gorge. (Ik ga naar de dokter omdat ik keelpijn heb.)
Elle a le nez qui coule et elle doit se moucher souvent. (Ze heeft een loopneus en moet vaak haar neus snuiten.)
Vous avez de la fièvre ? Il faut prendre un médicament. (Heb je koorts? Je moet een medicijn nemen.)
Nous allons tousser si nous restons dehors sans manteau. (We gaan hoesten als we buiten blijven zonder jas.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik deze woorden in twee categorieën: degenen die symptomen beschrijven en degenen die personen of plaatsen gerelateerd aan de ziekte aanduiden.

Symptômes

Personnes et lieux

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La maladie


De ziekte

2

Se moucher


Neus snuiten

3

L'hôpital


Het ziekenhuis

4

Éternuer


Niezen

5

Le docteur


De dokter

Exercice 5: Gespreksoefening

Instruction:

  1. Beschrijf de symptomen van elke persoon. (Beschrijf de symptomen van elke persoon.)
  2. Speel een dialoog af bij de huisarts. (Speel een dialoog bij de dokter.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il a mal au cou.

Hij heeft pijn in de nek.

Vous avez de la fièvre.

Je hebt koorts.

J'ai mal au dos.

Mijn rug doet pijn.

Où avez-vous mal ?

Waar doet het pijn?

J'ai une toux.

Ik heb een hoest.

J'ai mal à la tête.

Ik heb hoofdpijn.

J'ai mal au ventre.

Ik heb buikpijn.

J'ai la nausée.

Ik voel me misselijk.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Je ____ prendre un médicament pour la douleur.

(Ik ____ een medicijn nemen tegen de pijn.)

2. Tu ____ aller chez le médecin demain matin.

(Jij ____ morgenochtend naar de dokter.)

3. Il ne ____ pas éternuer devant tout le monde.

(Hij ____ niet niezen voor iedereen.)

4. Nous ____ nous moucher avant de partir.

(Wij ____ ons snuiten voordat we vertrekken.)

Oefening 8: Een bezoek aan de dokter

Instructie:

Aujourd'hui, je (Aller - Présent) chez le médecin parce que j'ai mal à la gorge. Tu (Tousser - Présent) beaucoup, alors tu (Aller - Présent) prendre un médicament. Nous (Aller - Présent) à l'hôpital demain pour un contrôle. Le docteur dit que vous (Aller - Présent) vous sentir mieux bientôt.


Vandaag ga ik naar de dokter omdat ik keelpijn heb. Jij hoest veel, dus je gaat een medicijn nemen. Wij gaan morgen naar het ziekenhuis voor een controle. De dokter zegt dat je je snel beter zult voelen .

Werkwoordschema's

Aller - Gaan

Présent

  • je vais
  • tu vas
  • il/elle/on va
  • nous allons
  • vous allez
  • ils/elles vont

Tousser - Hoesten

Présent

  • je tousse
  • tu tousses
  • il/elle/on tousse
  • nous toussons
  • vous toussez
  • ils/elles toussent

Oefening 9: Le futur proche : "Aller" + Infinitif

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De nabije toekomst : "Aller" + infinitief

Toon vertaling Toon antwoorden

vont, allez, allons, vas, va, vais

1.
Ils ... avoir le nez qui coule cet hiver.
(Ze gaan deze winter een loopneus krijgen.)
2.
Nous ... souffrir d'un mal de ventre.
(We gaan last van buikpijn krijgen.)
3.
Je ... tousser bientôt.
(Ik ga binnenkort hoesten.)
4.
Ils ... se moucher.
(Ze gaan zich de neus snuiten.)
5.
Vous ... éternuer à cause de l'allergie.
(Je gaat niezen vanwege de allergie.)
6.
Il ... se reposer ce soir.
(Hij gaat vanavond uitrusten.)
7.
Je ... aller à l'hôpital.
(Ik ga naar het ziekenhuis.)
8.
Tu ... voir le docteur.
(Je gaat naar de dokter.)

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Ziekte en pijn: je voorbereiden op het doktersbezoek in het Frans

In deze les leer je hoe je in het Frans over lichamelijke klachten en symptomen praat. De focus ligt op het gebruik van de futur proche met "aller" om je intenties uit te drukken, bijvoorbeeld: Je vais aller chez le médecin demain parce que j'ai mal à la tête. Daarnaast oefen je belangrijke woordenschat voor symptomen zoals avoir de la fièvre (koorts hebben), tousser (hoesten) en le nez qui coule (een loopneus), evenals termen voor mensen en plaatsen die met ziekte te maken hebben, zoals le docteur en l'hôpital.

Wat je precies leert

  • De bouw van de futur proche (de nabij toekomst) met "aller + infinitief" om je plannen of intenties uit te drukken.
  • Veelvoorkomende symptoomwoorden en waar je die hoort: in de dokter's spreekkamer, apotheek en bij telefonisch contact.
  • Simpele dialogen oefenen die je kunt gebruiken bij een doktersbezoek of -afspraak.
  • Werkwoorden als "aller" (gaan) en "tousser" (hoesten) in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Handige uitdrukkingen

Je leert handige zinnen zoals Vous avez de la fièvre ? Il faut prendre un médicament. en Je ne vais pas éternuer ici, excusez-moi. Deze uitdrukkingen helpen je om klachten uit te leggen en beter te communiceren over gezondheid.

Verschil met het Nederlands

In het Frans wordt de toekomst vaak uitgedrukt met de futur proche, terwijl het Nederlands soms het werkwoord "gaan" ook gebruikt, zoals in "Ik ga naar de dokter" maar minder vaak met een volgend werkwoord als toekomstvorm. De woordenschat voor symptomen verschilt uiteraard ook; bijvoorbeeld avoir de la fièvre betekent letterlijk "koorts hebben," waar het Nederlands meestal alleen spreekt over "koorts hebben." Verder is het belangrijk te weten dat Franse medische termen soms formeel zijn, dus het oefenen van dialogen helpt om deze natuurlijk te gebruiken.

Enkele voorbeelden van nuttige woorden en hun Nederlandse equivalenten: la fièvre - koorts, tousser - hoesten, le docteur - de dokter, l'hôpital - het ziekenhuis. Zo kun je makkelijker schakelen tijdens een doktersbezoek of het opmaken van een afspraak in het Frans.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏