Leer hoe je in het Frans over ziek zijn en pijn praat, met de nadruk op de futur proche (aller + infinitief) en relevante woordenschat over symptomen en medische situaties. Oefen eenvoudige dialogen voor het doktersbezoek, de apotheek en telefonische afspraken, passend bij niveau A1.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik deze woorden in twee categorieën: degenen die symptomen beschrijven en degenen die personen of plaatsen gerelateerd aan de ziekte aanduiden.
Symptômes
Personnes et lieux
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La maladie
De ziekte
2
Se moucher
Neus snuiten
3
L'hôpital
Het ziekenhuis
4
Éternuer
Niezen
5
Le docteur
De dokter
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Beschrijf de symptomen van elke persoon. (Beschrijf de symptomen van elke persoon.)
- Speel een dialoog af bij de huisarts. (Speel een dialoog bij de dokter.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Il a mal au cou. Hij heeft pijn in de nek. |
Vous avez de la fièvre. Je hebt koorts. |
J'ai mal au dos. Mijn rug doet pijn. |
Où avez-vous mal ? Waar doet het pijn? |
J'ai une toux. Ik heb een hoest. |
J'ai mal à la tête. Ik heb hoofdpijn. |
J'ai mal au ventre. Ik heb buikpijn. |
J'ai la nausée. Ik voel me misselijk. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ____ prendre un médicament pour la douleur.
(Ik ____ een medicijn nemen tegen de pijn.)2. Tu ____ aller chez le médecin demain matin.
(Jij ____ morgenochtend naar de dokter.)3. Il ne ____ pas éternuer devant tout le monde.
(Hij ____ niet niezen voor iedereen.)4. Nous ____ nous moucher avant de partir.
(Wij ____ ons snuiten voordat we vertrekken.)Oefening 8: Een bezoek aan de dokter
Instructie:
Werkwoordschema's
Aller - Gaan
Présent
- je vais
- tu vas
- il/elle/on va
- nous allons
- vous allez
- ils/elles vont
Tousser - Hoesten
Présent
- je tousse
- tu tousses
- il/elle/on tousse
- nous toussons
- vous toussez
- ils/elles toussent
Oefening 9: Le futur proche : "Aller" + Infinitif
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De nabije toekomst : "Aller" + infinitief
Toon vertaling Toon antwoordenvont, allez, allons, vas, va, vais
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Ziekte en pijn: je voorbereiden op het doktersbezoek in het Frans
In deze les leer je hoe je in het Frans over lichamelijke klachten en symptomen praat. De focus ligt op het gebruik van de futur proche met "aller" om je intenties uit te drukken, bijvoorbeeld: Je vais aller chez le médecin demain parce que j'ai mal à la tête. Daarnaast oefen je belangrijke woordenschat voor symptomen zoals avoir de la fièvre (koorts hebben), tousser (hoesten) en le nez qui coule (een loopneus), evenals termen voor mensen en plaatsen die met ziekte te maken hebben, zoals le docteur en l'hôpital.
Wat je precies leert
- De bouw van de futur proche (de nabij toekomst) met "aller + infinitief" om je plannen of intenties uit te drukken.
- Veelvoorkomende symptoomwoorden en waar je die hoort: in de dokter's spreekkamer, apotheek en bij telefonisch contact.
- Simpele dialogen oefenen die je kunt gebruiken bij een doktersbezoek of -afspraak.
- Werkwoorden als "aller" (gaan) en "tousser" (hoesten) in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Handige uitdrukkingen
Je leert handige zinnen zoals Vous avez de la fièvre ? Il faut prendre un médicament. en Je ne vais pas éternuer ici, excusez-moi. Deze uitdrukkingen helpen je om klachten uit te leggen en beter te communiceren over gezondheid.
Verschil met het Nederlands
In het Frans wordt de toekomst vaak uitgedrukt met de futur proche, terwijl het Nederlands soms het werkwoord "gaan" ook gebruikt, zoals in "Ik ga naar de dokter" maar minder vaak met een volgend werkwoord als toekomstvorm. De woordenschat voor symptomen verschilt uiteraard ook; bijvoorbeeld avoir de la fièvre betekent letterlijk "koorts hebben," waar het Nederlands meestal alleen spreekt over "koorts hebben." Verder is het belangrijk te weten dat Franse medische termen soms formeel zijn, dus het oefenen van dialogen helpt om deze natuurlijk te gebruiken.
Enkele voorbeelden van nuttige woorden en hun Nederlandse equivalenten: la fièvre - koorts, tousser - hoesten, le docteur - de dokter, l'hôpital - het ziekenhuis. Zo kun je makkelijker schakelen tijdens een doktersbezoek of het opmaken van een afspraak in het Frans.