Vajilla
Serviesgoed
- Preparar la mesa para recibir a los invitados.
- Preposiciones de lugar (aan, in, onder,...)
Obtén retroalimentación instantánea sobre tu escritura a través de portal.colanguage.com, o reserva una clase de conversación para practicar este material con tu profesor/a.
1. Inmersión lingüística
Esta actividad incluye vídeo, diálogos y audio para sumergirte en el vocabulario de esta lección.
A1.33.1 Actividad
¡Esta noche tenemos invitados!
Lieke ha conseguido un ascenso y invita a sus compañeros de trabajo a celebrarlo con una cena. Su novio Klaas ya está ayudando a poner la mesa.
2. Vocabulario (11) Compartir ¡Copiado!
3. Gramática Compartir ¡Copiado!
No es lo más emocionante, lo admitimos, pero es absolutamente esencial (¡y prometemos que valdrá la pena)!
A1.33.2 Gramática
Preposiciones de lugar (aan, in, onder,...)
Los preposiciones de lugar indican la ubicación de un objeto o persona, como 'naast', 'op', 'achter'.
verbo clave
Snijden (cortar)
Aprende a conjugar el verbo "cortar" en neerlandés: presente continuo, modo indicativo, tiempo verbal
4. Ejercicios Compartir ¡Copiado!
Ejercicio 1: Preparación del examen
Instrucción: Lee el texto, rellena los huecos con las palabras que faltan y responde a las preguntas que aparecen a continuación
Servies klaar voor collega’s
Words to use: mes, vork, op, borden, lepel, borden, mes, glazen
(Vajilla lista para colegas)
Mariam woont in Utrecht en werkt in een kantoor. Vanavond komen twee collega’s bij haar eten. Ze wil de tafel mooi dekken.
Ze legt een wit tafelkleed op de tafel. Dan pakt ze drie uit de kast. De staan de tafel. Links van elk bord ligt een . Rechts van elk bord ligt een . Naast het ligt een .
Boven de borden zet ze de : één waterglas en één wijnglas. In het midden van de tafel staat een grote kom met salade. Naast de kom staat een pan met soep. De tas met brood staat op de stoel. Onder de tafel staat een doos met extra servies.
Na het eten doet Mariam de afwas. Ze zet het bord, het glas en het bestek in de gootsteen. Dan is de keuken weer netjes.Mariam vive en Utrecht y trabaja en una oficina. Esta noche vendrán a cenar dos colegas a su casa. Quiere poner la mesa bonita.
Coloca un mantel blanco sobre la mesa. Luego saca tres platos del armario. Los platos están sobre la mesa. A la izquierda de cada plato hay un tenedor. A la derecha de cada plato hay un cuchillo. Al lado del cuchillo hay una cuchara.
Encima de los platos pone los vasos: un vaso de agua y una copa de vino. En el centro de la mesa hay un bol grande con ensalada. Al lado del bol hay una olla con sopa. La bolsa con el pan está en la silla. Debajo de la mesa hay una caja con vajilla extra.
Después de comer, Mariam friega los platos. Coloca el plato, el vaso y los cubiertos en el fregadero. Entonces la cocina queda ordenada.
Preguntas abiertas:
-
Waarom dekt Mariam de tafel?
(¿Por qué pone Mariam la mesa?)
-
Wat ligt links en wat ligt rechts van elk bord?
(¿Qué hay a la izquierda y qué hay a la derecha de cada plato?)
-
Waar staan de glazen op de tafel?
(¿Dónde están los vasos en la mesa?)
Ejercicio de escritura:
Schrijf 3 of 4 zinnen over hoe jij de tafel dekt als er gasten bij jou thuis komen eten.
(Escribe 3 o 4 oraciones sobre cómo pones la mesa cuando vienen invitados a cenar a tu casa.)
Expresiones útiles:
-
Ik leg het bord op de tafel.
(Coloco el plato sobre la mesa.)
-
Links van het bord ligt…
(A la izquierda del plato está…)
-
Rechts van het bord staat…
(A la derecha del plato está…)
-
In het midden van de tafel staat…
(En el centro de la mesa está…)
Ejercicio 2: Redacción de correspondencia
Instrucción: Escribe una respuesta al siguiente mensaje adecuada a la situación
WhatsApp-bericht: Recibes un mensaje de WhatsApp de tu compañero neerlandés sobre una cena en tu casa con el equipo de trabajo; responde y di qué vas a hacer con la mesa y qué debe traer el compañero.
WhatsApp van collega Lisa
Hoi [jouw naam],
Vanavond komen onze collega’s bij jullie eten om mijn kleine promotie te vieren. Heel leuk! 😊
Ik kom een uur eerder om te helpen koken. Kun jij dan de tafel dekken? Ik neem het eten mee.
Kun je dit doen?
- Grote borden op de tafel zetten
- Het bestek neerleggen: vork links, mes en lepel rechts van het bord
- Een glas voor water bij elk bord zetten
- De kom voor salade in het midden van de tafel zetten
De pannen met eten zet ik later op de tafel. De grote pot met soep staat nu nog in de keuken.
Kun jij ook even kijken: hebben jullie genoeg borden, glazen en bestek voor 6 mensen? Als het niet genoeg is, neem ik extra mee in mijn tas.
Laat je het mij even weten? En zeg ook: zet jij de borden op de tafel of liever op het aanrecht, en waar zet jij de glazen (bijvoorbeeld boven het mes of gewoon naast het bord)?
Groetjes,
Lisa
WhatsApp van collega Lisa
Hoi [jouw naam],
Vanavond komen onze collega’s bij jullie eten om mijn kleine promotie te vieren. Heel leuk! 😊
Ik kom een uur eerder om te helpen koken. Kun jij dan de tafel dekken? Ik neem het eten mee.
Kun je dit doen?
- Grote borden op de tafel zetten
- Het bestek neerleggen: vork links, mes en lepel rechts van het bord
- Een glas voor water bij elk bord zetten
- De kom voor salade in het midden van de tafel zetten
De pannen met eten zet ik later op de tafel. De grote pot met soep staat nu nog in de keuken.
Kun jij ook even kijken: hebben jullie genoeg borden, glazen en bestek voor 6 mensen? Als het niet genoeg is, neem ik extra mee in mijn tas.
Laat je het mij even weten? En zeg ook: zet jij de borden op de tafel of liever op het aanrecht, en waar zet jij de glazen (bijvoorbeeld boven het mes of gewoon naast het bord)?
Groetjes,
Lisa
Entiende el texto:
-
Wat vraagt Lisa precies aan jou om te doen met de tafel?
(Wat vraagt Lisa precies aan jou om te doen met de tafel?)
-
Wat wil Lisa weten over het aantal borden, glazen en bestek bij jou thuis?
(Wat wil Lisa weten over het aantal borden, glazen en bestek bij jou thuis?)
Frases útiles:
-
Hoi Lisa, bedankt voor je bericht.
(Hoi Lisa, bedankt voor je bericht.)
-
Ik zet de borden en glazen op de tafel.
(Ik zet de borden en glazen op de tafel.)
-
Kun jij … meenemen, alsjeblieft?
(Kun jij … meenemen, alsjeblieft?)
Ja, dat is goed. Ik dek de tafel vanavond.
Ik zet de grote borden op de tafel, voor elke collega één. Ik leg de vork links van het bord en het mes en de lepel rechts van het bord. Ik zet een glas voor water naast elk bord, rechts boven het mes.
Ik kijk nu in de kast. We hebben genoeg borden en bestek, maar we hebben niet genoeg glazen voor 6 mensen. Kun jij drie extra glazen meenemen in je tas, alsjeblieft?
De kom voor salade zet ik in het midden van de tafel. De pannen en de pot met soep kunnen later op de tafel.
Tot vanavond!
[jouw naam]
Hoi Lisa,
Ja, dat is goed. Ik dek de tafel vanavond.
Ik zet de grote borden op de tafel, voor elke collega één. Ik leg de vork links van het bord en het mes en de lepel rechts van het bord. Ik zet een glas voor water naast elk bord, rechts boven het mes.
Ik kijk nu in de kast. We hebben genoeg borden en bestek, maar we hebben niet genoeg glazen voor 6 mensen. Kun jij drie extra glazen meenemen in je tas, alsjeblieft?
De kom voor salade zet ik in het midden van de tafel. De pannen en de pot met soep kunnen later op de tafel.
Tot vanavond!
[jouw naam]
Ejercicio 3: Emparejar una palabra
Instrucción: Relaciona cada comienzo con su final correcto.
Ejercicio 4: Opción múltiple
Instrucción: Elige la solución correcta
1. Ik ______ het brood dat op de tafel ligt.
(Yo ______ el pan que está sobre la mesa.)2. Jij ______ de kaas voor de gasten.
(Tú ______ el queso para los invitados.)3. Hij ______ de appel met het mes in stukjes.
(Él ______ la manzana con el cuchillo en pedazos.)4. Wij ______ de groenten netjes voor de pan.
(Nosotros ______ las verduras cuidadosamente para la sartén.)Ejercicio 5: Tarjetas de diálogo
Instrucción: Selecciona una situación y practica la conversación con tu profesor o compañeros.
Ejercicio 6: Responder a la situación
Instrucción: Da una respuesta adecuada según la situación.
1
2
3
4
5
Oefening 7: Ejercicio de conversación
Instructie:
- Vraag om een voorwerp dat je nodig hebt door te geven. (Pide que te pasen cualquier artículo que necesites.)
- Noem al het serviesgoed en het gebruik ervan. (Nombra toda la vajilla y su uso.)
Pautas docentes +/- 10 minutos
Frases de ejemplo:
|
De schaal met suiker staat op de tafel. El cuenco con azúcar está en la mesa. |
|
De lepel is in de kom. La cuchara está en el cuenco. |
|
Kun je het tafelkleed op de tafel leggen? ¿Puedes poner el mantel en la mesa? |
|
Het glas is gevuld met sinaasappelsap. El vaso está lleno de zumo de naranja. |
|
Het bord is gevuld met croissants. El plato está lleno de cruasanes. |
|
Kun je me een glas water aangeven? ¿Me puedes pasar un vaso de agua? |
|
Wil je een kopje koffie of een kopje thee? ¿Quieres una taza de café o una taza de té? |
|
De vork, het mes en de lepel liggen naast het bord. El tenedor, el cuchillo y la cuchara están junto al plato. |
| ... |
¿No ves progreso cuando aprendes por tu cuenta? ¡Estudia este material con un profesor certificado!
¿Quieres practicar holandés hoy? ¡Eso es posible! Solo contacta a uno de nuestros profesores hoy mismo.
Estas lecciones no serían posibles sin nuestros increíbles socios🙏
