Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer in deze les hoe je Franse bijvoeglijke naamwoorden gebruikt om vergelijkingen te maken met 'plus', 'moins' en 'aussi'. Begrijp de structuur en oefen met voorbeelden om effectief eigenschappen te vergelijken tussen voorwerpen of personen.
ComparatifsExemples
+Plus + adjectif + queLa banane est plus sucrée que la pomme. (De banaan is zoeter dan de appel.)
-Moins + adjectif + que Il est moins grand que son frère. (Hij is minder groot dan zijn broer.)
=Aussi + adjectif + queLa robe est aussi jolie que le pantalon.  (De jurk is even mooi als de broek.)

Oefening 1: Les adjectifs comparatifs: "Plus", "Moins", "Aussi"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

moins, aussi, plus

1. - :
Le beige est ... foncé que le rose.
(Beige is minder donker dan roze.)
2. + :
Il est ... grand que son frère.
(Hij is groter dan zijn broer.)
3. - :
Le plat de mon père est ... bon que celui du cuisinier.
(Het gerecht van mijn vader is minder lekker dan dat van de kok.)
4. + :
Le ciel est ... clair que la mer.
(De lucht is helderder dan de zee.)
5. - :
La jupe est ... chère que le pantalon.
(De rok is goedkoper dan de broek.)
6. = :
Le donut est ... sucré que la crêpe.
(De donut is net zo zoet als de pannenkoek.)
7. + :
L'odeur de l'oignon est ... forte que celle de la patate.
(De geur van de ui is sterker dan die van de aardappel.)
8. - :
Mon plat est ... salé que ton plat.
(Mijn gerecht is minder zout dan jouw gerecht.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ce gâteau est ___ sucré que celui-ci.

(Deze taart is ___ zoeter dan deze.)

2. La lumière est ___ claire dans cette pièce.

(Het licht is ___ helder in deze kamer.)

3. Le bruit dans la rue est ___ fort que dans le parc.

(Het geluid op straat is ___ luid als in het park.)

4. Le toucher du tissu est ___ doux que celui du coton.

(Het gevoel van de stof is ___ zacht dan dat van katoen.)

5. La voix de Marie est ___ claire que celle de Paul.

(De stem van Marie is ___ helder dan die van Paul.)

6. Je goûte ce plat, il est ___ salé que le précédent.

(Ik proef dit gerecht, het is ___ zout als het vorige.)

Les adjectifs comparatifs: "Plus", "Moins", "Aussi"

In deze les leer je hoe je vergelijkingen maakt met Franse bijvoeglijke naamwoorden. De comparatieven "plus", "moins" en "aussi" worden gebruikt om eigenschappen tussen twee dingen te vergelijken. Bijvoorbeeld, "plus" betekent "meer dan", "moins" betekent "minder dan" en "aussi" betekent "even ... als".

Gebruik van de comparatieven

  • Plus + adjectief + que: Dit drukt uit dat iets een eigenschap sterker heeft dan iets anders, bijvoorbeeld: La banane est plus sucrée que la pomme.
  • Moins + adjectief + que: Hiermee zeg je dat iets minder van een bepaalde eigenschap heeft dan iets anders, bijvoorbeeld: Il est moins grand que son frère.
  • Aussi + adjectief + que: Dit betekent dat twee dingen evenveel van een bepaalde eigenschap hebben, bijvoorbeeld: La robe est aussi jolie que le pantalon.

Belangrijke aandachtspunten

De structuur blijft hetzelfde voor alle bijvoeglijke naamwoorden en alle soorten vergelijkingen. Let op dat je altijd "que" gebruikt na het adjectief om de vergelijking te verbinden.

Verschillen met het Nederlands

In het Nederlands gebruik je vaak "dan" om een vergelijking aan te geven, zoals in „meer dan“ of „minder dan“. In het Frans komt "que" overeen met "dan". Daarnaast is "aussi" in het Frans vergelijkbaar met „even ... als“ in het Nederlands. Bijvoorbeeld:

  • Frans: Il est plus grand que son frère.
    Nederlands: Hij is groter dan zijn broer.
  • Frans: Elle est aussi forte que toi.
    Nederlands: Zij is even sterk als jij.

Begrip van deze structuren is essentieel om vloeiend vergelijkingen in het Frans te maken.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Donia Ben Salem

Toegepaste vreemde talen

Université de Lorraine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

maandag, 07/07/2025 11:35