Learn how to use tijdsaanduidingen like gisteren, vorige week, vroeger, and een jaar geleden with the onvoltooid verleden tijd in Dutch to talk about past events clearly and naturally.
- After these expressions, a verb usually follows in the onvoltooid verleden tijd.
Tijdsaanduiding (Time indication) | Voorbeeld (Example) |
---|---|
Gisteren (Yesterday) | Gisteren werkte ik thuis. (Yesterday I worked at home.) |
Vorige week (Last week) | Vorige week ging ik naar de cursus. (Last week I went to the course.) |
Vorige maand (Last month) | Vorige maand studeerde ik af. (Last month I graduated.) |
Toen (Then) | Toen ik klein was, wilde ik leraar worden. (When I was little, I wanted to become a teacher.) |
Op zondag (On Sunday) | Op zondag gingen we wandelen. (On Sunday we went for a walk.) |
Eerder (Earlier) | Eerder leerde ik Spaans. (Earlier I learned Spanish.) |
Vroeger (In the past) | Vroeger studeerde hij geneeskunde. (He used to study medicine.) |
Destijds (At that time) | Destijds woonde ik in Leiden. (At that time I lived in Leiden.) |
Een jaar geleden (A year ago) | Een jaar geleden begon ik met mijn studie. (A year ago I started my studies.) |
Exercise 1: Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)
Instruction: Fill in the correct word.
had, was, begon, slaagde, studeerde, volgde, droomde, zakte
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct sentence in which the time indication with simple past tense is used correctly.