Leer de kunst van het tafeldekken in deze video, zo ben je voorbereid op bezoek.
Lerne die Kunst des Tischdeckens in diesem Video, so bist du auf Besuch vorbereitet.

Übung 1: Hörverstehen

Anleitung: Sieh dir das Video an und erkenne den Wortschatz. Beantworte dann die Fragen unten.

Wort Übersetzung
de vorken die Gabeln
de messen die Messer
de lepels die Löffel
het vismes das Fischmesser
het steakmes das Steakmesser
het dessertbestek das Dessertbesteck
het waterglas das Wasserglas
de wijnglazen die Weingläser
het bordje der kleine Teller
het botermes das Buttermesser
de gevouwen servetten die gefalteten Servietten
de servetringen die Serviettenringe
het kaasplankje das Käsebrett
Zet het bord 2 centimeter van de rand van de tafel. (Stellen Sie den Teller 2 Zentimeter vom Tischrand entfernt.)
Leg het bestek op tafel. Leg het altijd van buiten naar binnen neer. (Legen Sie das Besteck auf den Tisch. Legen Sie es immer von außen nach innen.)
Leg de vorken links van het bord. (Legen Sie die Gabeln links vom Teller.)
Leg het kleine vorkje helemaal links. Dit gebruik je voor het voorgerecht. (Legen Sie die kleine Gabel ganz links. Diese verwenden Sie für die Vorspeise.)
Leg de messen rechts van het bord. De scherpe kant moet naar het bord wijzen. (Legen Sie die Messer rechts vom Teller. Die scharfe Kante muss zum Teller zeigen.)
Leg de lepel rechts van het mes. (Legen Sie den Löffel rechts vom Messer.)
Leg het dessertbestek boven het bord. De vork ligt links en de lepel rechts. (Legen Sie das Dessertbesteck oberhalb des Tellers. Die Gabel liegt links, der Löffel rechts.)
Zet het waterglas boven het mes. (Stellen Sie das Wasserglas über dem Messer auf.)
Zet het glas voor witte wijn en het glas voor rode wijn in een driehoek boven het mes. (Stellen Sie das Glas für Weißwein und das Glas für Rotwein in einem Dreieck oberhalb des Messers auf.)
Leg het broodbordje links boven de vorken. Zet daarop het botermes. (Legen Sie das Brottellerchen links oberhalb der Gabeln. Legen Sie darauf das Buttermesser.)
Leg de servet links van de vorken of op het bord. (Legen Sie die Serviette links von den Gabeln oder auf den Teller.)

Übung 2: Dialog

Anleitung: Lesen Sie den Dialog und beantworten Sie die Fragen.

Lieke heeft een promotie gekregen en nodigt collega’s uit om het te vieren bij een etentje. Haar vriend Klaas helpt alvast de tafel te dekken.

Lieke hat eine Beförderung bekommen und lädt Kolleginnen und Kollegen ein, dies bei einem Essen zu feiern. Ihr Freund Klaas deckt schon mal den Tisch.
1. Klaas: Ik ben blij met mijn promotie en dat we samen gaan eten om het te vieren. (Ich freue mich über meine Beförderung und dass wir zusammen essen gehen, um das zu feiern.)
2. Lieke : Ik ben heel blij voor jou en trots! (Ich freue mich sehr für dich und bin stolz auf dich!)
3. Klaas: Dank je, schat, dat is lief. (Danke, Schatz, das ist lieb von dir.)
4. Lieke : Laten we de tafel klaarzetten. Ik pak de vorken, messen en lepels. (Lass uns den Tisch decken. Ich hole die Gabeln, Messer und Löffel.)
5. Klaas: Goed, leg ook het steakmes klaar. (Gut, leg auch das Steakmesser bereit.)
6. Lieke : Dat doe ik. Zet jij de glazen en borden neer? (Das mache ich. Stell du die Gläser und Teller hin?)
7. Klaas: Ja, waterglazen en wijnglazen. Hebben we wijn? (Ja, Wassergläser und Weingläser. Haben wir Wein?)
8. Lieke : Oh nee, dat ben ik vergeten! Het kaasplankje staat al klaar. (Oh nein, das habe ich vergessen! Das Käsebrett steht schon bereit.)
9. Klaas: Geen kaasplank zonder wijn. Ik ga naar de winkel. (Kein Käsebrett ohne Wein. Ich gehe zum Laden.)
10. Lieke : Goed, ik maak de tafel verder klaar en vouw de servetten. (Gut, ich decke den Tisch weiter und falte die Servietten.)

Übung 3: Fragen zum Text

Anleitung: Lies den obigen Text und wähle die richtige Antwort aus.

1. Wat doet Lieke als eerste om de tafel klaar te maken?

(Was macht Lieke zuerst, um den Tisch vorzubereiten?)

2. Waarom gaat Klaas naar de winkel?

(Warum geht Klaas zum Laden?)

3. Wat zegt Klaas over het bestek?

(Was sagt Klaas über das Besteck?)

4. Wat vieren Klaas en Lieke samen volgens de tekst?

(Was feiern Klaas und Lieke gemeinsam laut dem Text?)

Übung 4: Offene Gesprächsfragen

Anleitung: Beantworte die Fragen und korrigiere sie mit deinem Lehrer.

  1. Hoe vier jij speciale gelegenheden, zoals een promotie, met vrienden of familie?
  2. Wie feierst du besondere Anlässe, zum Beispiel eine Beförderung, mit Freunden oder Familie?
  3. Kun je uitleggen hoe jij thuis de tafel dekt voor een etentje met gasten?
  4. Kannst du erklären, wie du zu Hause den Tisch für ein Essen mit Gästen deckst?
  5. Wat vind jij belangrijk als je gasten uitnodigt, zoals eten, drinken en sfeer?
  6. Was ist dir wichtig, wenn du Gäste einlädst – zum Beispiel Essen, Trinken und Stimmung?
  7. Heb jij ooit iets vergeten te regelen voor een etentje? Wat heb je toen gedaan?
  8. Hast du schon einmal vergessen, etwas für ein Essen zu organisieren? Was hast du dann gemacht?