Deze les behandelt het Franse passé composé met hulpwerkwoorden "avoir" en "être". Leer hoe je voltooid deelwoorden gebruikt in combinatie met deze hulpwerkwoorden om afgeronde acties uit het verleden aan te duiden. Begrijp de regels voor overeenstemming met het onderwerp bij "être" en verschil dit met het gebruik van "avoir". Voorbeelden en belangrijke aandachtspunten worden uitgelegd voor een goed begrip en toepassing.
- Met het hulpwerkwoord avoir stemt het voltooid deelwoord niet af op het onderwerp.
- Met het hulpwerkwoord "être" wordt het voltooid deelwoord aangepast aan het onderwerp.
Avoir + Participe passé (Hebben + voltooide deelwoord) | Être + participe passé (Être + voltooid deelwoord) |
J'ai + gagné (Ik heb + gewonnen) | Je suis + allé (Ik ben + gegaan) |
Tu as + joué (Tu hebt + gespeeld) | Tu es + venu (Tu bent + gekomen) |
Il a + couru (Hij heeft + gelopen) | Elle est + partie (Zij is + vertrokken) |
Nous avons + mangé (Wij hebben + gegeten) | Nous sommes + sortis (Wij zijn + uitgegaan) |
Vous avez + dit (U hebt + gezegd) | Vous êtes + entrés (U bent + binnengekomen) |
Elles ont + pensé (Zij hebben + gedacht) | Elles sont + arrivées (Zij zijn + aangekomen) |
Oefening 1: Le passé composé avec "avoir" et "être"
Instructie: Vul het juiste woord in.
as gagné, as joué, a joué, a couru, avons gagné, avez couru, sont venus, suis allé
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Tu ___ joué au football hier au stade.
(Je ___ speelde gisteren voetbal in het stadion.)2. Nous ___ allés à la piscine pour faire de la natation.
(We ___ zijn naar het zwembad gegaan om te zwemmen.)3. Elle ___ gagné un match de tennis la semaine dernière.
(Zij ___ heeft vorige week een tenniswedstrijd gewonnen.)4. Vous ___ couru rapidement jusqu'au terrain de rugby.
(Jullie ___ hebben snel gerend naar het rugbyveld.)5. Ils ___ venus au stade pour regarder un match de basketball.
(Zij ___ zijn naar het stadion gekomen om naar een basketbalwedstrijd te kijken.)6. Tu ___ joué au cyclisme ce week-end et tu as gagné.
(Je ___ hebt dit weekend aan wielrennen gedaan en je hebt gewonnen.)