Plantes d'intérieur et plantes de jardin
Kamerplanten en tuinplanten
- Apprenez les noms des plantes et des fleurs courantes dans la maison et dans le jardin.
- Routine quotidienne de soin des plantes et jardinage.
- Être en train de + infinitif
Apprenez à décrire vos actions de jardinage en néerlandais avec des expressions comme "ik ben de planten aan het water geven" et découvrez le vocabulaire essentiel des kamerplanten et tuinplanten, par exemple "de plant" et "de tuinman".
Matériels d'écoute et de lecture
Pratiquez le vocabulaire en contexte avec des matériaux authentiques.
Vocabulaire (11) Partager Copié !
Exercices Partager Copié !
Ces exercices peuvent être réalisés ensemble pendant les leçons de conversation ou comme devoirs.
Exercice 1: Réorganiser les phrases
Instruction: Faites des phrases correctes et traduisez.
Exercice 2: Associer un mot
Instruction: Associez les traductions
Exercice 3: Regrouper les mots
Instruction: Divisez les mots en deux groupes : plantes d'intérieur ou plantes de jardin, et apprenez ainsi leurs noms et leurs liens.
Kamerplanten
Tuinplanten
Exercice 4: Traduire et utiliser dans une phrase
Instruction: Choisissez un mot, traduisez-le et utilisez-le dans une phrase ou un dialogue.
1
De plant
La plante
2
De aarde
La terre
3
De boom
L'arbre
4
De bloem
La fleur
5
De tuinman
Le jardinier
Oefening 5: Exercice de conversation
Instructie:
- Dis ce que tu peux voir dans le jardin. (Dites ce que vous voyez dans le jardin.)
- Décrivez votre propre jardin ou votre jardin idéal. (Décrivez votre propre jardin ou votre jardin idéal.)
Directives pédagogiques +/- 10 minutes
Exemples de phrases:
|
Er zijn paarse bloemen in de tuin. Il y a des fleurs violettes dans le jardin. |
|
Er is een grote oude boom. Il y a un grand vieil arbre. |
|
Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin. J'ai des fleurs jaunes et roses dans mon jardin. |
|
Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen. J'ai une balançoire dans mon jardin pour mes enfants. |
|
Ik heb geen cactussen in mijn tuin. Je n'ai pas de cactus dans mon jardin. |
|
Ik water mijn planten elke 3 dagen. J'arrose mes plantes tous les 3 jours. |
| ... |
Exercice 6: Cartes de dialogue
Instruction: Choisissez une situation et entraînez-vous à la conversation avec votre professeur ou vos camarades.
Exercice 7: Choix multiple
Instruction: Choisissez la bonne solution
1. Ik ben ________ zaadjes in de tuin.
(Je suis ________ des graines dans le jardin.)2. Jij bent de planten ________ omdat het warm is.
(Tu es en train d’arroser les plantes parce qu’il fait ________.)3. Hij is ________ in de tuin terwijl ik de aarde bewerk.
(Il est ________ dans le jardin pendant que je prépare la terre.)4. Wij zijn ________ van nieuwe bloemen in de kamer.
(Nous sommes ________ de nouvelles fleurs dans la pièce.)Exercice 8: Prendre soin des plantes d'intérieur le week-end
Instruction:
Tableaux des verbes
Zijn - Zijn
Zijn aan het + infinitief
- Ik ben
- Jij bent
- Hij/zij is
- Wij zijn
- Jullie zijn
- Zij zijn
Water geven - Water geven
Zijn aan het + infinitief
- Ik ben aan het water geven
- Jij bent aan het water geven
- Hij/zij is aan het water geven
- Wij zijn aan het water geven
- Jullie zijn aan het water geven
- Zij zijn aan het water geven
Zaaien - Zaaien
Zijn aan het + infinitief
- Ik ben aan het zaaien
- Jij bent aan het zaaien
- Hij/zij is aan het zaaien
- Wij zijn aan het zaaien
- Jullie zijn aan het zaaien
- Zij zijn aan het zaaien
Sproeien - Sproeien
Zijn aan het + infinitief
- Ik ben aan het sproeien
- Jij bent aan het sproeien
- Hij/zij is aan het sproeien
- Wij zijn aan het sproeien
- Jullie zijn aan het sproeien
- Zij zijn aan het sproeien
Verwelken - Verwelken
Zijn aan het + infinitief
- Ik ben aan het verwelken
- Jij bent aan het verwelken
- Hij/zij is aan het verwelken
- Wij zijn aan het verwelken
- Jullie zijn aan het verwelken
- Zij zijn aan het verwelken
Werken - Werken
Zijn aan het + infinitief
- Ik ben aan het werken
- Jij bent aan het werken
- Hij/zij is aan het werken
- Wij zijn aan het werken
- Jullie zijn aan het werken
- Zij zijn aan het werken
Liegen - Liegen
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik lig
- Jij ligt
- Hij/zij ligt
- Wij liggen
- Jullie liggen
- Zij liggen
Exercice 9: Zijn aan het + infinitief
Instruction: Remplissez le mot correct.
Grammaire: Être en train de + infinitif
Afficher la traduction Montrez les réponsesaan het sproeien, zijn aan het klimmen, is aan het werken, is aan het groeien, zijn aan het verwelken, aan het regenen is
Grammaire Partager Copié !
Ce n'est pas la chose la plus excitante, nous l'admettons, mais c'est absolument essentiel (et nous promettons que cela portera ses fruits)!
Tableaux de conjugaison des verbes pour cette leçon Partager Copié !
Zaaien semer Partager Copié !
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
| Néerlandais | Français |
|---|---|
| (ik) zaai | je sème |
| (jij) zaait/zaai | tu sèmes |
| (hij/zij/het) zaait | il/elle/on sème |
| (wij) zaaien | nous semons |
| (jullie) zaaien | vous semez |
| (zij) zaaien | ils sèment |
Pas de progrès lorsque vous apprenez seul ? Étudiez ce matériel avec un enseignant certifié !
Voulez-vous pratiquer le néerlandais aujourd'hui ? C'est possible ! Contactez simplement l'un de nos professeurs aujourd'hui.
Présentation de la leçon : Les plantes d'intérieur et du jardin
Cette leçon vous plonge dans l'univers des plantes d'intérieur et des plantes de jardin en néerlandais. Son objectif principal est d'enrichir votre vocabulaire autour de ces thèmes et de vous familiariser avec le temps verbal "zijn aan het + infinitif", utilisé pour exprimer une action en cours.
Contenu de la leçon
Vous apprendrez des mots essentiels à propos des plantes comme de plant (la plante), de bloem (la fleur), het blad (la feuille), de aarde (la terre), et de boom (l'arbre). La leçon distingue clairement entre kamerplanten (plantes d'intérieur) et tuinplanten (plantes de jardin), ce qui vous aidera à organiser votre vocabulaire.
L'utilisation du temps "zijn aan het + infinitif"
Ce temps verbal est indispensable pour décrire ce que l'on est en train de faire. Par exemple : Ik ben de planten in de tuin water aan het geven. (Je suis en train d'arroser les plantes dans le jardin.) Ce temps est formé avec le verbe "zijn" conjugué et "aan het" suivi de l'infinitif du verbe principal.
Exemples et pratique
- De tuinman is aan het sproeien omdat het niet aan het regenen is.
- Wij zijn zaadjes aan het zaaien voor nieuwe bloemen.
- Het blad van de kamerplant is aan het verwelken, wat moet ik doen?
Structure et conjugaison
Un tableau vous présente la conjugaison complète du verbe "zijn" au présent combiné à "aan het" et divers verbes d'action liés aux plantes (water geven, zaaien, sproeien, etc.). Vous pouvez ainsi maîtriser la formation des phrases.
Dialogue et interaction
Des dialogues vous permettent d'exercer des conversations autour de l'entretien des plantes, avec des échanges typiques pour demander quels plantes ont besoin d'eau, ou quelles plantes sont en train de pousser.
Différences pertinentes et expressions utiles
En français, on exprime souvent l'action en cours avec le présent simple ou le participe présent, tandis qu'en néerlandais, "zijn aan het + infinitif" est la façon la plus naturelle pour montrer que l'action est en train de se dérouler.
Par exemple :
- Néerlandais : Ik ben de planten aan het water geven. (Je suis en train d'arroser les plantes.)
- Français : Je donne de l'eau aux plantes. (Le présent simple avec idée d'action actuelle)
Quelques mots-clés utiles :
- de plant – la plante
- de bloem – la fleur
- het blad – la feuille
- de aarde – la terre
- water geven – arroser
- sproeien – asperger, pulvériser
- zaaien – semer
- verwelken – faner
- werken – travailler
Ce vocabulaire sera très pratique pour décrire vos activités liées aux plantes, à la maison comme au jardin.
Ces leçons ne seraient pas possibles sans nos partenaires incroyables🙏
