beantragen (aanvragen) | entscheiden (beslissen) |
---|---|
Ich habe beantragt. | Ich habe entschieden. |
Du hast beantragt. | Du hast entschieden. |
Er hat beantragt. | Er hat entschieden. |
Wir haben beantragt. | Wir haben entschieden, |
Ihr habt beantragt. | Ihr habt entschieden |
Sie haben beantragt. | Sie haben entschieden |
Uitzonderingen!
- Onscheidbare werkwoorden hebben nooit het prefix ge- in het Partizip II.
Oefening 1: Partizip II mit untrennbaren Verben
Instructie: Vul het juiste woord in.
eingereicht, entschieden, verstanden, beantragt, missverstanden, überlebt
1.
Ich habe gestern meinen Antrag bei der Behörde ....
(Ik heb gisteren mijn aanvraag bij de overheid ingediend.)
2.
Die Firma hat alles alleine ....
(Het bedrijf heeft alles zelf besloten.)
3.
Die Firma hat den Crash ....
(Het bedrijf heeft de crash overleefd.)
4.
Ich habe das Dokument ....
(Ik heb het document verkeerd begrepen.)
5.
Er hat seine Arbeitserlaubnis pünktlich ...
(Hij heeft zijn werkvergunning op tijd aangevraagd)
6.
Sie hat das Formular bei der Behörde ...
(Zij heeft het formulier bij de instantie aangevraagd)
7.
Ich habe meine Unterlagen an das Amt ...
(Ik heb mijn documenten bij het bureau ingediend)
8.
Wir haben das Dokument rechtzeitig ...
(We hebben het document op tijd begrepen)
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: