A2.32: Gezinsplannen

Familienpläne

Woordenschat (17)

 Die Hochzeit: De bruiloft (Duits)

Die Hochzeit

Show

De bruiloft Show

 Heiraten (trouwen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Heiraten

Show

Trouwen Show

 Die Beziehung: De relatie (Duits)

Die Beziehung

Show

De relatie Show

 Das Paar: het paar (Duits)

Das Paar

Show

Het paar Show

 Schwanger werden: zwanger worden (Duits)

Schwanger werden

Show

Zwanger worden Show

 Ein Kind bekommen: Een kind krijgen (Duits)

Ein Kind bekommen

Show

Een kind krijgen Show

 Die Ehefrau: De vrouw (Duits)

Die Ehefrau

Show

De vrouw Show

 Der Ehemann: De echtgenoot (Duits)

Der Ehemann

Show

De echtgenoot Show

 Sich scheiden lassen: scheiden laten (Duits)

Sich scheiden lassen

Show

Scheiden laten Show

 Eine Family gründen: een gezin stichten (Duits)

Eine Family gründen

Show

Een gezin stichten Show

 Der Jugendliche: De tiener (Duits)

Der Jugendliche

Show

De tiener Show

 Der Erwachsene: De volwassene (Duits)

Der Erwachsene

Show

De volwassene Show

 Das Baby: de baby (Duits)

Das Baby

Show

De baby Show

 Sich verlieben (verliefd worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sich verlieben

Show

Verliefd worden Show

 Sich streiten (ruziën) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sich streiten

Show

Ruziën Show

 Zusammenziehen (samenwonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zusammenziehen

Show

Samenwonen Show

 Sterben (sterven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sterben

Show

Sterven Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Übung 1: Gespreksoefening

Anleitung:

  1. Wat is de volgende grote stap die (jouw partner en) jij wilt zetten? (Wat is de volgende grote stap die jij (en je partner) wilt zetten?)
  2. Zou je een gezin willen stichten? (Zou je graag een gezin willen stichten?)
  3. Zou je huisdieren willen hebben? Waarom wel of niet? (Zou je huisdieren willen hebben? Waarom of waarom niet?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Mein Partner und ich werden im Juni heiraten.

Mijn partner en ik gaan in juni trouwen.

Ich habe keinen Partner, aber mein bester Freund und ich sind gerade zusammengezogen.

Ik heb geen partner, maar mijn beste vriend en ik zijn net samen gaan wonen.

Ich möchte bald eine Familie gründen. Ich würde gerne 3 Kinder haben.

Ik wil binnenkort een gezin stichten. Ik zou graag 3 kinderen willen hebben.

Ich möchte in Zukunft keine Kinder haben. Mein Partner und ich sind sehr glücklich ohne sie.

Ik wil in de toekomst geen kinderen. Mijn partner en ik zijn heel gelukkig zonder hen.

Ich möchte später einen Hund und zwei Katzen haben. Ich bin mit Haustieren aufgewachsen und möchte das Gleiche für meine Kinder.

Ik zou later graag een hond en twee katten willen hebben. Ik ben opgegroeid met huisdieren en ik zou hetzelfde willen voor mijn kinderen.

Ein Haustier ist eine große Verantwortung und mit unserer Arbeit und zwei Kindern haben wir nicht genug Zeit, um uns um ein Haustier zu kümmern.

Een huisdier is een grote verantwoordelijkheid en met ons werk en twee kinderen hebben we niet genoeg tijd om voor een huisdier te zorgen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Wir ______ nächsten Monat zusammen, weil wir eine Familie gründen wollen.

(We ______ volgende maand samen, omdat we een gezin willen stichten.)

2. Gestern sind wir ______, und es war sehr aufregend.

(Gisteren zijn we ______, en het was erg spannend.)

3. Wenn wir heiraten würden, ______ es eine größere Feier in der Familie.

(Als we zouden trouwen, ______ er een groter feest in de familie zijn.)

4. Ich würde mich freuen, wenn wir bald ein Kind ______ könnten.

(Ik zou me verheugen als we binnenkort een kind ______ zouden kunnen krijgen.)

Oefening 4: Gezinsplannen – Samenwonen en de Toekomst

Instructie:

Wir (Zusammenziehen - Präsens) nächsten Monat zusammen, weil Anna und ich eine gemeinsame Wohnung gefunden haben. Letzte Woche (Zusammenziehen - Perfekt) wir alle Möbel gekauft und die Umzugskartons (Sein - Präsens) . Anna (Sein - Präsens) sehr glücklich, weil sie sagt, dass wir jetzt eine richtige Familie (Werden - Präsens) . Ich freue mich auch darauf, mit ihr einen neuen Alltag (Unterstützen - Präsens) . Unsere Freunde (Unterstützen - Präsens) uns sehr und sagen, dass Zusammenziehen ein großer Schritt ist. Wir hoffen, dass alles gut (Laufen - Präsens) und wir bald weitere Familienpläne machen können.


We gaan samenwonen (Samenwonen - Tegenwoordige tijd) volgende maand, omdat Anna en ik een gezamenlijke woning hebben gevonden. Vorige week hebben (Samenwonen - Voltooide tijd) we alle meubels gekocht en de verhuisdozen ingepakt . Anna is (Zijn - Tegenwoordige tijd) erg gelukkig, want ze zegt dat we nu een echt gezin worden (Worden - Tegenwoordige tijd). Ik kijk er ook naar uit om met haar een nieuw dagelijks leven te beginnen . Onze vrienden ondersteunen (Ondersteunen - Tegenwoordige tijd) ons erg en zeggen dat samenwonen een grote stap is. We hopen dat alles goed loopt (Lopen - Tegenwoordige tijd) en dat we binnenkort meer gezinsplannen kunnen maken.

Werkwoordschema's

Zusammenziehen - Samenwonen

Präsens

  • ich ziehe zusammen
  • du ziehst zusammen
  • er/sie/es zieht zusammen
  • wir ziehen zusammen
  • ihr zieht zusammen
  • sie/Sie ziehen zusammen

Zusammenziehen - Samenwonen

Perfekt

  • ich bin zusammengezogen
  • du bist zusammengezogen
  • er/sie/es ist zusammengezogen
  • wir sind zusammengezogen
  • ihr seid zusammengezogen
  • sie/Sie sind zusammengezogen

Sein - Zijn

Präsens

  • ich bin
  • du bist
  • er/sie/es ist
  • wir sind
  • ihr seid
  • sie/Sie sind

Werden - Worden

Präsens

  • ich werde
  • du wirst
  • er/sie/es wird
  • wir werden
  • ihr werdet
  • sie/Sie werden

Unterstützen - Ondersteunen

Präsens

  • ich unterstütze
  • du unterstützt
  • er/sie/es unterstützt
  • wir unterstützen
  • ihr unterstützt
  • sie/Sie unterstützen

Laufen - Lopen

Präsens

  • ich laufe
  • du läufst
  • er/sie/es läuft
  • wir laufen
  • ihr lauft
  • sie/Sie laufen

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zusammenziehen samenwonen

prasens

Duits Nederlands

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zusammenziehen samenwonen

perfekt

Duits Nederlands

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏