Leer de onregelmatige vormen van het Duitse Präteritum met werkwoorden als sein (war), kommen (kam), rufen (rief) en helfen (half). Deze les helpt je de stamveranderingen te herkennen en goed te gebruiken.
- Onregelmatige werkwoorden veranderen bijna altijd de stam in de verleden tijd.
| Person (Persoon) | sein (zijn) | kommen (komen) | rufen (roepen) | helfen (helpen) |
|---|---|---|---|---|
| ich (ik) | war (was) | kam (kwam) | rief (riep) | half (half) |
| du (jij) | warst (was) | kamst (kwamst) | riefst (riepst) | halfst (hielpst) |
| er/sie/es (hij/zij/het) | war (was) | kam (kwam) | rief (riep) | half (half) |
| wir (wij) | waren (waren) | kamen (kwamen) | riefen (riepen) | halfen (hielpen) |
| ihr (jullie) | wart (wacht) | kamt (kwamt) | rieft (riep) | halft (hielp) |
| sie/Sie (zij/u) | waren (waren) | kamen (kwamen) | riefen (riepen) | halfen (hielpen) |
Oefening 1: Verleden tijd: onregelmatige werkwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
kamen, kam, rief, half, war
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies steeds de zin met de juiste onvoltooid verleden tijd (Präteritum) van het onregelmatige werkwoord: