Leer zinnen met twee voorwerpsdelen: het meewerkend voorwerp (Dativ) zoals 'dem Gast' en het lijdend voorwerp (Akkusativ) zoals 'den Schlüssel'. We behandelen ook de correcte volgorde, bijvoorbeeld 'Ich gebe dem Gast den Schlüssel' en de uitzondering bij voornaamwoorden: 'Ich gebe es dir.'
- Sommige werkwoorden hebben altijd lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp nodig, bijvoorbeeld geven
- De woordvolgorde: het datiefobject staat meestal vóór het accusatiefobject.
Regel (regel) | Beispiel (voorbeeld) |
---|---|
Dativ vor Akkusativ (datief voor accusatief) | Ich gebe dem Gast den Schlüssel. |
Akkusativ-Pronomen vor Dativ (Akkusatief-voornaamwoorden vóór datief) | Ich gebe ihn dem Gast. |
Uitzonderingen!
- Bij voornaamwoorden: de accusatief komt voor de datief, bijvoorbeeld 'Ich gebe es dir.'
Oefening 1: Sätze mit zwei Objekten (Dativ + Akkusativ)
Instructie: Vul het juiste woord in.
etwas, das Handtuch, die Bar, uns, mir, euch, den Regenschirm, die Reinigung, ein Taxi, Ihnen, dir, den Schlüssel, ein Handtuch
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies in elke blok de correcte zin met datief- en accusatiefobjecten. Let speciaal op de juiste volgorde en het gebruik van voornaamwoorden om typische fouten bij datief- en accusatiefobjecten te herkennen.