Woordenschat (11) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Übung 1: Gespreksoefening
Anleitung:
- Wat voor nare dingen kunnen er op een reis gebeuren? (Wat voor nare dingen kunnen er op een reis gebeuren?)
- Wat kun je doen als het jou overkomt? (Wat kun je doen als het jou overkomt?)
- Is een van die situaties ooit bij u gebeurd? (Is een van die situaties ooit bij jou gebeurd?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Ihr Geld kann gestohlen werden. Je geld kan gestolen worden. |
Jemand kann Ihre Tasche stehlen. Iemand kan je tas stelen. |
Man kann sich bei einer Wanderung verlaufen. Je kunt verdwalen tijdens een wandeltocht. |
Du kannst immer Leute um Hilfe bitten. Je kunt altijd mensen om hulp vragen. |
Es ist wichtig, eine Reiseversicherung zu haben. Het is belangrijk om een reisverzekering te hebben. |
Ich habe mein Handy schon einmal verloren. Ik ben mijn telefoon al eens kwijtgeraakt. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich ___ meinen Geldbeutel auf der Bahnhofstoilette verloren.
(Ik ___ mijn portemonnee kwijtgeraakt op het stationstoilet.)2. Könnten Sie bitte sagen, ob jemand meinen Ausweis gefunden ___?
(Kunt u alstublieft zeggen of iemand mijn identiteitsbewijs gevonden ___?)3. Ich ___ den Diebstahl gestern bei der Polizei gemeldet.
(Ik ___ de diefstal gisteren bij de politie gemeld.)4. Wer ___ mein Handy gestohlen?
(Wie ___ mijn telefoon gestolen?)Oefening 4: Vakantiepanne?
Instructie:
Werkwoordschema's
Verlieren - Verliezen
Perfekt
- ich habe verloren
- du hast verloren
- er/sie/es hat verloren
- wir haben verloren
- ihr habt verloren
- sie/Sie haben verloren
Haben - Hebben
Perfekt
- ich habe gehabt
- du hast gehabt
- er/sie/es hat gehabt
- wir haben gehabt
- ihr habt gehabt
- sie/Sie haben gehabt
Sein - Zijn
Perfekt
- ich bin gewesen
- du bist gewesen
- er/sie/es ist gewesen
- wir sind gewesen
- ihr seid gewesen
- sie/Sie sind gewesen
Sein - Zijn
Präteritum
- ich war
- du warst
- er/sie/es war
- wir waren
- ihr wart
- sie/Sie waren
Werden - Worden
Präteritum
- ich wurde
- du wurdest
- er/sie/es wurde
- wir wurden
- ihr wurdet
- sie/Sie wurden
Können - Kunnen
Präsens
- ich kann
- du kannst
- er/sie/es kann
- wir können
- ihr könnt
- sie/Sie können
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.