Nell'intervista, si chiede alle persone che sport qual è il loro sport preferito e perché.
In het interview wordt aan mensen gevraagd wat hun favoriete sport is en waarom.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Il ballo De dans
Il calcio Het voetbal
Il nuoto Het zwemmen
Lo sport De sport
Il pilates Pilates
La pallacanestro Het basketbal

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Paolo e Anna si stanno conoscendo e parlano degli sport che praticano e perché.

Paolo en Anna leren elkaar kennen en praten over de sporten die ze beoefenen en waarom.
1. Paolo: Fai sport nel tempo libero? (Doe je aan sport in je vrije tijd?)
2. Anna: Sì, faccio danza. E tu? (Ja, ik doe aan dans. En jij?)
3. Paolo: Io gioco a pallacanestro da tanti anni, anche a livelli professionistici. (Ik speel al jarenlang basketbal, ook op professioneel niveau.)
4. Anna: Che bello! Anche io faccio danza da molti anni. (Wat leuk! Ik doe ook al vele jaren aan dans.)
5. Paolo: Hai partecipato a gare? (Heb je meegedaan aan wedstrijden?)
6. Anna: Sì, moltissime! Ho vinto tanti premi. (Ja, heel veel! Ik heb veel prijzen gewonnen.)
7. Paolo: E perché hai scelto la danza? (En waarom heb je voor dans gekozen?)
8. Anna: Perché mi piace e mi diverto: è la mia passione! E tu? (Omdat ik het leuk vind en het me plezier geeft: het is mijn passie! En jij?)
9. Paolo: Ho scelto la pallacanestro perché è uno sport di squadra e molto competitivo. (Ik heb voor basketbal gekozen omdat het een teamsport is en erg competitief.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Quale sport praticano Paolo e Anna?

(Welke sport beoefenen Paolo en Anna?)

2. Chi pratica sport a livello professionistico?

(Wie doet er sport op professioneel niveau?)

3. Perché Anna ha scelto di fare danza?

(Waarom heeft Anna gekozen voor dans?)

4. Qual è il motivo per cui Paolo ha scelto la pallacanestro?

(Wat is de reden dat Paolo heeft gekozen voor basketbal?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Quali sport ti piace praticare nel tuo tempo libero?
  2. Welke sporten vind je leuk om te doen in je vrije tijd?
  3. Hai mai partecipato a gare o competizioni sportive? Racconta un’esperienza.
  4. Heb je ooit deelgenomen aan wedstrijden of sportcompetities? Vertel een ervaring.
  5. Perché secondo te è importante fare esercizio fisico ogni giorno?
  6. Waarom vind jij het belangrijk om elke dag te bewegen?
  7. Con chi di solito fai sport o ti alleni?
  8. Met wie sport of train je meestal?