Leer het Italiaanse passato prossimo met het hulpwerkwoord 'essere' om recente acties uit het verleden uit te drukken. Begrijp de vervoeging van 'essere' en het aangepaste voltooid deelwoord volgens geslacht en getal. Voorbeelden als 'Sono arrivato' illustreren de toepassing met werkwoorden van beweging en wederkerende werkwoorden. Deze les geeft een duidelijk overzicht voor A1-niveau studenten.
- De passato prossimo geeft een handeling aan die in een nabij verleden heeft plaatsgevonden.
- Gebruik "essere" met werkwoorden van beweging of toestand.
- Met het hulpwerkwoord "essere" wordt het voltooid deelwoord aangepast aan het geslacht en het aantal van het onderwerp.
Coniugazione di 'essere' (Vervoeging van 'zijn') | Participio (Voltooid deelwoord) | Esempio (Voorbeeld) |
---|---|---|
Io sono | Arrivato/i Arrivata/e | Sono arrivato a casa. (Ik ben aangekomen thuis.) |
Tu sei | Sei arrivato alle 8 in punto. (Je bent aangekomen om acht uur precies.) | |
Lui/lei è | E' arrivata in ritardo. (Ze is te laat gekomen.) | |
Noi siamo | Siamo arrivati a mezzogiorno. (We zijn aangekomen om twaalf uur.) | |
Voi siete | Siete arrivati nel pomeriggio. (Jullie zijn aangekomen in de middag.) | |
Loro sono | Sono arrivate alle 4 meno un quarto. (Zijn aangekomen om kwart voor 4.) |
Uitzonderingen!
- Wederwerkende werkwoorden gebruiken altijd zijn.
Oefening 1: Il passato prossimo con essere
Instructie: Vul het juiste woord in.
siamo usciti, siamo arrivati, sono arrivati, è arrivata, è andata, è andato, sei uscito, sono partiti
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Io ______ arrivato a casa ieri sera.
(Ik ______ gisteravond thuis aangekomen.)2. Lei ______ andata al mercato stamattina.
(Zij ______ vanmorgen naar de markt gegaan.)3. Noi ______ partiti presto stamattina.
(Wij ______ vanmorgen vroeg vertrokken.)4. Voi ______ tornati tardi ieri sera.
(Jullie ______ gisteravond laat teruggekomen.)5. Loro ______ arrivate in orario per la riunione.
(Zij ______ op tijd voor de vergadering aangekomen.)6. Tu ______ rimasta a casa ieri perché eri stanca.
(Jij ______ gisteren thuis gebleven omdat je moe was.)