Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer het Italiaanse passato prossimo met het hulpwerkwoord 'essere' om recente acties uit het verleden uit te drukken. Begrijp de vervoeging van 'essere' en het aangepaste voltooid deelwoord volgens geslacht en getal. Voorbeelden als 'Sono arrivato' illustreren de toepassing met werkwoorden van beweging en wederkerende werkwoorden. Deze les geeft een duidelijk overzicht voor A1-niveau studenten.
  1. De passato prossimo geeft een handeling aan die in een nabij verleden heeft plaatsgevonden.
  2. Gebruik "essere" met werkwoorden van beweging of toestand.
  3. Met het hulpwerkwoord "essere" wordt het voltooid deelwoord aangepast aan het geslacht en het aantal van het onderwerp.
Coniugazione di 'essere' (Vervoeging van 'zijn')Participio  (Voltooid deelwoord)Esempio (Voorbeeld)
Io sono

Arrivato/i

Arrivata/e

Sono arrivato a casa. (Ik ben aangekomen thuis.)
Tu seiSei arrivato alle 8 in punto. (Je bent aangekomen om acht uur precies.)
Lui/lei èE' arrivata in ritardo. (Ze is te laat gekomen.)
Noi siamoSiamo arrivati a mezzogiorno. (We zijn aangekomen om twaalf uur.)
Voi sieteSiete arrivati nel pomeriggio. (Jullie zijn aangekomen in de middag.)
Loro sonoSono arrivate alle 4 meno un quarto. (Zijn aangekomen om kwart voor 4.)

Uitzonderingen!

  1. Wederwerkende werkwoorden gebruiken altijd zijn.

Oefening 1: Il passato prossimo con essere

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

siamo usciti, siamo arrivati, sono arrivati, è arrivata, è andata, è andato, sei uscito, sono partiti

1. Andare:
Lui ... al mercato.
(Hij is naar de markt gegaan.)
2. Uscire:
Noi ... insieme ieri sera.
(We zijn gisterenavond samen uitgegaan.)
3. Andare:
Lei ... a casa dopo la lezione.
(Zij is na de les naar huis gegaan.)
4. Arrivare:
Lei ... molto presto.
(Ze is erg vroeg aangekomen.)
5. Arrivare:
Loro ... molto tardi al lavoro.
(Zij zijn erg laat op het werk aangekomen.)
6. Arrivare:
Noi ... in orario per l'appuntamento.
(Wij zijn op tijd aangekomen voor de afspraak.)
7. Uscire:
Tu ... dal lavoro.
(Je bent uit je werk gekomen.)
8. Partire:
Loro ... alle 6 per andare al mare.
(Ze zijn om 6 uur vertrokken om naar zee te gaan.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Io ______ arrivato a casa ieri sera.

(Ik ______ gisteravond thuis aangekomen.)

2. Lei ______ andata al mercato stamattina.

(Zij ______ vanmorgen naar de markt gegaan.)

3. Noi ______ partiti presto stamattina.

(Wij ______ vanmorgen vroeg vertrokken.)

4. Voi ______ tornati tardi ieri sera.

(Jullie ______ gisteravond laat teruggekomen.)

5. Loro ______ arrivate in orario per la riunione.

(Zij ______ op tijd voor de vergadering aangekomen.)

6. Tu ______ rimasta a casa ieri perché eri stanca.

(Jij ______ gisteren thuis gebleven omdat je moe was.)

Het Italiaanse Passato Prossimo met "essere"

In deze les leer je hoe je het passato prossimo vormt met het hulpwerkwoord essere. Deze verleden tijd wordt gebruikt om acties te beschrijven die kort geleden hebben plaatsgevonden. Het is essentieel om de juiste verleden tijd te beheersen om vloeiend en natuurlijk Italiaans te spreken. Essere gebruik je vooral bij werkwoorden die beweging of een veranderde toestand aangeven, bijvoorbeeld arrivare (aankomen), partire (vertrekken) en tornare (terugkeren).

Conjugatie en overeenstemming

Het hulpwerkwoord essere wordt vervoegd volgens het onderwerp, zoals bijvoorbeeld: io sono, tu sei, lui/lei è. Het voltooid deelwoord (participio passato) past zich qua geslacht en getal aan het onderwerp aan: arrivato/arrivata voor enkelvoud, arrivati/arrivate voor meervoud. Dit betekent dat je de uitgang moet aanpassen afhankelijk van wie de actie uitvoert.

Belangrijke voorbeelden

  • Sono arrivato a casa. (Ik ben thuis aangekomen.)
  • Sei arrivato alle 8 in punto. (Jij bent om 8 uur aangekomen.)
  • E' arrivata in ritardo. (Zij is te laat aangekomen.)
  • Siamo partiti presto stamattina. (Wij zijn vanochtend vroeg vertrokken.)

Richtlijnen voor gebruik

Werkwoorden die beweging of een verandering van toestand aangeven gebruiken bijna altijd essere. Ook wederkerende werkwoorden zijn altijd met essere gevormd. Hierdoor verschilt het Italiaans van het Nederlands, waar deze vormen vaak met hebben (hèbben) worden gemaakt.

Verschillen met het Nederlands

In het Nederlands wordt de voltooid tegenwoordige tijd meestal gevormd met het hulpwerkwoord hebben. Bijvoorbeeld: "Ik ben aangekomen" is in het Italiaans "Sono arrivato" met essere. Bovendien stemt het Italiaanse voltooid deelwoord af op het geslacht en aantal van het onderwerp, iets wat in het Nederlands ontbreekt. Voorbeelden van nuttige Italiaanse woorden zijn: arrivare (aankomen), partire (vertrekken), tornare (terugkeren), die je goed kunt oefenen in deze tijdsvorm.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Fabio Pirioni

Bachelor in de geesteswetenschappen

University of Udine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 13:44