Leer hoe je in het Italiaans vragen stelt met de belangrijkste vraagwoorden zoals Dove? (Waar?), Quale? (Welke?), Che cosa? (Wat?) en Perché? (Waarom?). Deze les biedt duidelijke voorbeelden en legt uit wanneer je welk vraagwoord gebruikt, met handige vergelijkingen tussen Italiaans en Nederlands voor een vlotte start met vraagzinnen.
Avverbio (bijwoord) | Esempio (Voorbeeld) |
---|---|
Dove? | Dove vivi? (Waar woon je?) Dove si trova l'università? (Waar bevindt zich de universiteit?) |
Quale? | Quale è il tuo lavoro? (Wat is je baan?) In quale università studi? (In welke universiteit studeer je?) |
Che cosa? | Che cosa vuoi cenare? (Wat wil je eten?) Che cosa vuoi fare domani? (Wat wil je morgen doen?) |
Perché? | Perché ti dedichi all'ingegneria? (Waarom wijd je je aan engineering?) Perché studi l'italiano? (Waarom studeer je Italiaans?) |
Uitzonderingen!
- Perché introduceert een vraag of een antwoord.
Oefening 1: Gli interrogativi: "Quale?", "Dove?", "Perché?"
Instructie: Vul het juiste woord in.
perché, Quale, Dove, Perché, Che cosa
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ lavori di solito durante la settimana?
(___ werk je meestal tijdens de week?)2. ___ università frequenti per i tuoi studi?
(___ universiteit volg je voor je studie?)3. ___ hai scelto di studiare ingegneria?
(___ heb je gekozen om engineering te studeren?)4. ___ si trova il tuo ufficio?
(___ bevindt zich jouw kantoor?)5. ___ lavoro ti piace di più?
(___ werk vind je het leukst?)6. ___ vuoi cambiare professione?
(___ wil je van beroep veranderen?)