In Italia è pieno di mercati: a Milano uno dei più famosi è il mercato di Porta Romana.
In Italië zijn er veel markten: in Milaan is een van de bekendste de markt van Porta Romana.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
costosi duur
i prezzi de prijzen
settanta euro zeventig euro
cinque euro vijf euro
super scontati super afgeprijsd
venti euro twintig euro

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Siamo al mercato di Porta Romana a Milano e Maria sta facendo acquisti.

We zijn op de markt van Porta Romana in Milaan en Maria is aan het winkelen.
1. Marco: Buongiorno! Quanto costa il cappotto? (Goedemorgen! Hoeveel kost de jas?)
2. Venditore: Buongiorno! Costa settanta euro. È di lana. (Goedemorgen! Hij kost zeventig euro. Hij is van wol.)
3. Marco: Mi piace molto, è fatto bene. (Ik vind hem erg mooi, hij is goed gemaakt.)
4. Venditore: Abbiamo anche dei cappelli di lana. Costano quindici euro ciascuno. (We hebben ook wollen hoeden. Ze kosten vijftien euro per stuk.)
5. Marco: Sono belli! Ma oggi non voglio spendere troppo. Se me li lascia entrambi a sessanta euro, li prendo subito. (Ze zijn mooi! Maar vandaag wil ik niet te veel uitgeven. Als u ze beide voor zestig euro laat, neem ik ze meteen mee.)
6. Venditore: Sessanta euro è poco, posso lasciarli a sessantacinque. (Zestig euro is te weinig, ik kan ze voor vijfenzestig laten gaan.)
7. Marco: Va bene, mi ha convinto! (Oké, u hebt me overtuigd!)
8. Venditore: Paga con carta o in contanti? (Betaalt u met kaart of contant?)
9. Marco: In contanti, grazie. (Contant, bedankt.)
10. Venditore: Ecco il resto. Grazie e arrivederci! (Hier is uw wisselgeld. Dank u en tot ziens!)
11. Marco: Arrivederci! (Tot ziens!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Quanto costa il cappotto che Marco vuole comprare?

(Hoeveel kost de jas die Marco wil kopen?)

2. Di che materiale sono il cappotto e i cappelli in vendita?

(Van welk materiaal zijn de jas en de hoeden die te koop zijn?)

3. Quanto prova a offrire Marco per il cappotto e il cappello insieme?

(Hoeveel probeert Marco te bieden voor de jas en de hoed samen?)

4. In che modo paga Marco il suo acquisto?

(Hoe betaalt Marco zijn aankoop?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Dove preferisci comprare i vestiti: al mercato o in un negozio? Perché?
  2. Waar koop je liever kleding: op de markt of in een winkel? Waarom?
  3. Qual è il metodo di pagamento che usi più spesso: contanti o carta? Spiega il motivo.
  4. Wat is de betaalmethode die je het meest gebruikt: contant of met kaart? Leg de reden uit.
  5. Racconta un momento in cui hai provato a chiedere uno sconto su un prodotto.
  6. Vertel een moment waarop je probeerde te vragen om korting op een product.
  7. Secondo te, è importante sapere il prezzo prima di comprare? Perché?
  8. Vindt jij het belangrijk om de prijs te weten voordat je iets koopt? Waarom?