Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de belangrijkste Italiaanse vraagwoorden (gli interrogativi) die essentieel zijn om vragen te stellen in het dagelijks leven. Ontdek vraagwoorden zoals Che, Quale, Chi, Quando, Dove, Come en Perché en hoe ze zich aanpassen aan geslacht en aantal. Begrijp praktische voorbeelden en verschillen met het Nederlands voor een solide basis op A1-niveau.
  1. Sommige vraagwoorden stemmen overeen met het geslacht en/of het getal van het zelfstandig naamwoord.
Interrogativo (Vraagwoord)Esempio (Voorbeeld)
Che?Che ingrediente vuoi? (Welke ingrediënt wil je?)
Quale? /Quali?

Quale tè preferisci? (Welke thee geef je de voorkeur aan?)

Quali spezie usi? (Welke kruiden gebruik je?)

Chi?Chi cucina oggi? (Wie kookt vandaag?)
Che cosa?Che cosa mangi a cena? (Wat eet je 's avonds?)
Quando?Quando ti svegli per fare colazione? (Wanneer word je wakker om te ontbijten?)
Dove?Dove vai dopo cena? (Waar ga je na het diner naartoe?)
Come?Come si fa la pizza? (Hoe maak je pizza?)
Perché?Perché cucini con il burro? (Waarom kook je met boter?)
Come mai?Come mai sei in ritardo? (Hoe komt het dat je te laat bent?)
Quanto/a? / Quanti/e?

Quanta farina serve per la ricetta? (Hoeveel meel is er nodig voor het recept?)

Per quante persone cuciniamo? (Voor hoeveel personen koken we?)

Oefening 1: Gli interrogativi

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Come mai, Chi, Quando, Che cosa, Quale, Quanto, Dove

1.
... fai oggi pomeriggio?
(Wat doe je vanmiddag?)
2.
... vai a pranzo oggi?
(Waar ga je vandaag lunchen?)
3.
... inizia la lezione di italiano?
(Wanneer begint de les Italiaans?)
4.
... ha cucinato questa torta?
(Wie heeft deze taart gebakken?)
5.
... sei in ritardo?
(Waarom ben je te laat?)
6.
... non hai ancora ripetuto la risposta?
(Waarom heb je het antwoord nog niet herhaald?)
7.
... zucchero devo mettere nel dolce?
(Hoeveel suiker moet ik in het dessert doen?)
8.
... risposta è corretta tra queste due?
(Welke antwoord is correct van deze twee?)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. _______ giorno preferisci per la riunione?

(_______ dag heb je liever voor de vergadering?)

2. _______ inizi a lavorare domani?

(_______ begin je morgen met werken?)

3. _______ partecipa alla riunione internazionale?

(_______ neemt deel aan de internationale vergadering?)

4. _______ ricevi i documenti di lavoro?

(_______ ontvang je de werkdocumenten?)

5. _______ persone lavorano a questo progetto?

(_______ mensen werken aan dit project?)

6. _______ usi questo programma per organizzare il lavoro?

(_______ gebruik je dit programma om het werk te organiseren?)

Introductie tot Italiaanse vraagwoorden (Gli interrogativi)

Deze les richt zich op de basis Italiaanse vraagwoorden, oftewel interrogativi, die onmisbaar zijn om vragen te stellen in het Italiaans. Je leert hoe je verschillende soorten vragen maakt, van simpele vragen zoals Che? (Wat?) tot meer specifieke zoals Quando? (Wanneer?), Dove? (Waar?), en Perché? (Waarom?).

Wat leer je precies?

  • Verschillende vraagwoorden: zoals Che, Quale/Quali, Chi, Quando, Dove, Come, Perché, Come mai, en Quanto/a/Quanti/e.
  • Gebruik van vraagwoorden met voorbeelden: je ziet bijvoorbeeld Che ingrediente vuoi? (Welk ingrediënt wil je?), Quale tè preferisci? (Welke thee verkies je?), Chi cucina oggi? (Wie kookt vandaag?).
  • Aanpassing aan geslacht en getal: sommige vraagwoorden, zoals Quale/Quali en Quanto/a/Quanti/e, passen zich aan het geslacht en getal van het zelfstandige naamwoord aan. Dit is een belangrijk grammaticaal verschil met het Nederlands.

Stijl en gebruik

De vraagwoorden worden gebruikt om informatie te verkrijgen in gesprekken over dagelijkse situaties, zoals eten, tijdstippen, locaties, redenen of hoeveelheden. De voorbeelden zijn praktisch en gericht op het dagelijks leven, zodat je meteen kunt oefenen met typische Italiaanse vragen.

Verschillen tussen Italiaans en Nederlands

In het Italiaans worden sommige vraagwoorden vervoegd naar geslacht en aantal, wat in het Nederlands niet het geval is. Bijvoorbeeld, het Italiaanse Quale verandert in Quali voor meervoud, en Quanto past zich aan in Quanta, Quanti of Quante, afhankelijk van het zelfstandig naamwoord. In het Nederlands blijft het vraagwoord gelijk, zoals "welke" voor enkel- en meervoud.

Enkele nuttige Italiaanse vraagwoorden en hun Nederlandse equivalenten zijn:

  • Chi? – Wie?
  • Che/ Che cosa? – Wat?
  • Quando? – Wanneer?
  • Dove? – Waar?
  • Perché? – Waarom?
  • Come? – Hoe?
  • Quale/Quali? – Welke?

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Fabio Pirioni

Bachelor in de geesteswetenschappen

University of Udine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 05:12