Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

'Andare a' + infinitief wordt gebruikt om toekomstige intenties of acties in het Italiaans uit te drukken. Deze les behandelt de vervoeging van 'andare' gevolgd door 'a' en een werkwoord in de infinitief, zoals 'vado a studiare' (ik ga studeren). Belangrijke voorbeelden zijn onder andere 'vai a correre', 'va a fare', en 'andiamo a comprare'. De constructie lijkt op het Nederlandse 'gaan + infinitief', maar in het Italiaans is het voorzetsel 'a' verplicht. De les is geschikt voor A1-niveau en richt zich op praktische spreekvaardigheid rondom plannen en dagelijkse activiteiten.
PronomeFormulaEsempio
IoVado + a + infinitoVado a studiare ora. (Ik ga nu studeren.)
TuVai + a + infinitoVai a correre questo pomeriggio. (Ga rennen vanmiddag.)
Lui/LeiVa + a + infinitoVa a fare una passeggiata. (Va een wandeling maken.)
NoiAndiamo + a + infinitoAndiamo a comprare il cibo. (Laten we eten gaan kopen.)
VoiAndate + a + infinitoAndate a giocare in giardino. (Andate spelen in de tuin.)
LoroVanno + a + infinitoVanno a pulire la stanza. (Ze gaan de kamer schoonmaken.)

Oefening 1: 'Andare a' + infinito

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

vado, vanno, va, vai, andare, andiamo

1.
Io ... a studiare ogni giorno.
(Ik ga elke dag studeren.)
2.
Il mio amico ... a scuola con il suo cane.
(Mijn vriend gaat met zijn hond naar school.)
3.
Lei ... a comprare il cibo per il suo animale.
(Hij gaat het eten voor zijn dier kopen.)
4.
Tu ... a fare una passeggiata al mattino.
(Jij gaat 's ochtends een wandeling maken.)
5.
Noi ... a correre nel parco.
(Wij gaan hardlopen in het park.)
6.
Loro ... a pulire la casa insieme.
(Zij gaan samen het huis schoonmaken.)
7.
Mi piace ... a fare una passeggiata con il cane.
(Ik vind het leuk om met de hond een wandeling te gaan maken.)
8.
Loro ... a giocare con il cane.
(Zij gaan met de hond spelen.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Io vado ____ portare il cane a fare una passeggiata.

(Ik ga ____ de hond uitlaten.)

2. Tu vai ____ dare da mangiare al gatto adesso.

(Jij gaat ____ nu de kat te eten geven.)

3. Lui va ____ comprare il cibo per il pesce.

(Hij gaat ____ het eten voor de vis kopen.)

4. Noi andiamo ____ pulire la gabbia del criceto.

(Wij gaan ____ het hok van de hamster schoonmaken.)

5. Voi andate ____ giocare con il vostro cane nel parco.

(Jullie gaan ____ in het park met jullie hond spelen.)

6. Loro vanno ____ dare l'acqua alle piante e agli animali.

(Zij gaan ____ water geven aan de planten en dieren.)

Inleiding tot 'Andare a' + infinitief

In deze les leer je hoe je het Italiaanse gezegde 'andare a' gevolgd door een infinitief gebruikt om intenties of toekomstige handelingen uit te drukken. Dit is een belangrijk construct in het Italiaans, vooral op beginnersniveau (A1), omdat het je helpt om over je plannen en doelen te praten.

Structuur en voorbeelden

De formule is simpel: het vervoegde werkwoord andare (ik ga, jij gaat, hij/zij gaat, wij gaan, jullie gaan, zij gaan) + a + infinitief van een ander werkwoord. Bijvoorbeeld:

  • Vado a studiare - Ik ga studeren
  • Vai a correre - Jij gaat hardlopen
  • Va a fare - Hij/zij gaat doen/maken
  • Andiamo a comprare - Wij gaan kopen
  • Andate a giocare - Jullie gaan spelen
  • Vanno a pulire - Zij gaan schoonmaken

Gebruik en betekenis

Met 'andare a' + infinitief geef je aan dat je iets van plan bent te doen, of dat iets waarschijnlijk binnenkort gaat gebeuren. Dit antwoord biedt handige basiszinnen om te oefenen met dagelijkse activiteiten zoals studeren, wandelen, kopen en schoonmaken.

Verschillen met het Nederlands

In het Nederlands wordt de toekomstige intentie vaak met het werkwoord gaan + infinitief uitgedrukt, vergelijkbaar met het Italiaans. Een belangrijk verschil is dat in het Italiaans altijd de voorzetsel a tussen het werkwoord andare en het infinitief staat: bijvoorbeeld 'vado a studiare'. In het Nederlands is dit voorzetsel niet nodig: 'ik ga studeren'.

Enkele nuttige Italiaanse woorden en hun Nederlandse equivalenten:

  • andare - gaan
  • a - aan (maar functioneert hier als een vereist onderdeel van de constructie)
  • studiare - studeren
  • correre - hardlopen
  • fare - doen/maken
  • comprare - kopen
  • pulire - schoonmaken

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Fabio Pirioni

Bachelor in de geesteswetenschappen

University of Udine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

maandag, 14/07/2025 18:39