Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord | Vertaling |
---|---|
i servizi socio-sanitari | de sociale gezondheidsdiensten |
la banca | de bank |
il supermercato | de supermarkt |
l'ambulatorio | de huisartsenpraktijk |
la farmacia | de apotheek |
il mercato | de markt |
l'ospedale | het ziekenhuis |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Andrea ed Emma vivono in un piccolo paese di montagna e devono andare in diversi luoghi per svolgere alcune commissioni.
1. | Andrea: | Emma, oggi ho un po’ di commissioni da fare: devo andare in posta e in banca. Vieni con me? | (Emma, vandaag moet ik wat boodschapjes doen: ik moet naar het postkantoor en de bank. Ga je mee?) |
2. | Emma: | Sì, volentieri! Anche io devo andare in farmacia e in ospedale. | (Ja, graag! Ik moet ook naar de apotheek en het ziekenhuis.) |
3. | Andrea: | Va bene, prima andiamo in posta: ho un appuntamento alle 9:30 e non voglio arrivare in ritardo. | (Oké, eerst gaan we naar het postkantoor: ik heb een afspraak om 9:30 uur en ik wil niet te laat komen.) |
4. | Emma: | Ok, poi dobbiamo andare in città: ho una visita dal medico in ospedale alle 11 e neanch'io voglio arrivare tardi. | (Oké, daarna moeten we naar de stad: ik heb een doktersbezoek in het ziekenhuis om 11 uur en ik wil ook niet te laat komen.) |
5. | Andrea: | Perfetto, così posso andare in banca a prelevare. | (Perfect, zo kan ik naar de bank om geld op te nemen.) |
6. | Emma: | Dici che riusciamo anche a fermarci in farmacia? | (Denk je dat we ook bij de apotheek kunnen stoppen?) |
7. | Andrea: | Sì, certo, la farmacia non chiude prima delle sette e mezza di sera. | (Ja, natuurlijk, de apotheek sluit niet voor half acht 's avonds.) |
8. | Emma: | Ah, perfetto! Allora abbiamo tempo anche per prendere un caffè al bar! | (Ah, perfect! Dan hebben we ook tijd om een kopje koffie te drinken in het café!) |
9. | Andrea: | Ahah, certo, ma prima andiamo in posta! | (Haha, zeker, maar eerst gaan we naar het postkantoor!) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Dove vanno prima Andrea ed Emma?
(Waar gaan Andrea en Emma eerst naartoe?)2. Perché Andrea vuole andare all'ufficio postale alle 9:30?
(Waarom wil Andrea om 9:30 naar het postkantoor gaan?)3. A che ora chiude la farmacia?
(Hoe laat sluit de apotheek?)4. Qual è il programma di Emma dopo l'ufficio postale?
(Wat is Emma's plan na het postkantoor?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Quali servizi devono visitare Andrea ed Emma questa mattina?
- A che ora ha Andrea l’appuntamento all’ufficio postale?
- Quale servizio pubblico, secondo Andrea, chiude più tardi?
- Nella tua città, quali servizi simili a quelli di Andrea ed Emma usi più spesso?