I piccoli paesi di montagna si stanno sempre di più spopolando; e chi rimane sono per lo più anziani. Nel video viene mostrato cosa fanno le Regioni per risolvere i problemi di questa situazione.
De kleine bergdorpjes raken steeds meer ontvolkt; en degenen die achterblijven zijn meestal ouderen. In de video wordt getoond wat de regio’s doen om de problemen van deze situatie op te lossen.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
i servizi socio-sanitari de sociale gezondheidsdiensten
la banca de bank
il supermercato de supermarkt
l'ambulatorio de huisartsenpraktijk
la farmacia de apotheek
il mercato de markt
l'ospedale het ziekenhuis

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Andrea ed Emma vivono in un piccolo paese di montagna e devono andare in diversi luoghi per svolgere alcune commissioni.

Andrea en Emma wonen in een klein bergdorp en moeten naar verschillende plekken gaan om wat klusjes te doen.
1. Andrea: Emma, oggi ho un po’ di commissioni da fare: devo andare in posta e in banca. Vieni con me? (Emma, vandaag moet ik wat boodschapjes doen: ik moet naar het postkantoor en de bank. Ga je mee?)
2. Emma: Sì, volentieri! Anche io devo andare in farmacia e in ospedale. (Ja, graag! Ik moet ook naar de apotheek en het ziekenhuis.)
3. Andrea: Va bene, prima andiamo in posta: ho un appuntamento alle 9:30 e non voglio arrivare in ritardo. (Oké, eerst gaan we naar het postkantoor: ik heb een afspraak om 9:30 uur en ik wil niet te laat komen.)
4. Emma: Ok, poi dobbiamo andare in città: ho una visita dal medico in ospedale alle 11 e neanch'io voglio arrivare tardi. (Oké, daarna moeten we naar de stad: ik heb een doktersbezoek in het ziekenhuis om 11 uur en ik wil ook niet te laat komen.)
5. Andrea: Perfetto, così posso andare in banca a prelevare. (Perfect, zo kan ik naar de bank om geld op te nemen.)
6. Emma: Dici che riusciamo anche a fermarci in farmacia? (Denk je dat we ook bij de apotheek kunnen stoppen?)
7. Andrea: Sì, certo, la farmacia non chiude prima delle sette e mezza di sera. (Ja, natuurlijk, de apotheek sluit niet voor half acht 's avonds.)
8. Emma: Ah, perfetto! Allora abbiamo tempo anche per prendere un caffè al bar! (Ah, perfect! Dan hebben we ook tijd om een kopje koffie te drinken in het café!)
9. Andrea: Ahah, certo, ma prima andiamo in posta! (Haha, zeker, maar eerst gaan we naar het postkantoor!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Dove vanno prima Andrea ed Emma?

(Waar gaan Andrea en Emma eerst naartoe?)

2. Perché Andrea vuole andare all'ufficio postale alle 9:30?

(Waarom wil Andrea om 9:30 naar het postkantoor gaan?)

3. A che ora chiude la farmacia?

(Hoe laat sluit de apotheek?)

4. Qual è il programma di Emma dopo l'ufficio postale?

(Wat is Emma's plan na het postkantoor?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Quali servizi devono visitare Andrea ed Emma questa mattina?
  2. Welke diensten moeten Andrea en Emma vanmorgen bezoeken?
  3. A che ora ha Andrea l’appuntamento all’ufficio postale?
  4. Hoe laat heeft Andrea een afspraak bij het postkantoor?
  5. Quale servizio pubblico, secondo Andrea, chiude più tardi?
  6. Welke openbare dienst sluit volgens Andrea later?
  7. Nella tua città, quali servizi simili a quelli di Andrea ed Emma usi più spesso?
  8. Welke vergelijkbare diensten in jouw stad gebruik je het meest, zoals die van Andrea en Emma?