Krijg direct feedback op je schrijven via portal.colanguage.com of boek een conversatieles om dit materiaal met je docent te oefenen.
1. Taalonderdompeling
Deze activiteit bevat video, dialogen en audio om je onder te dompelen in de woordenschat van deze les.
A1.12.1 Activiteit
Wat is jouw favoriete seizoen?
Leonardo en Giada praten over hun favoriete jaargetijden.
2. Woordenschat (20) Delen Gekopieerd!
3. Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.12.2 Grammatica
Stare per + infinitief
De combinatie van het werkwoord "stare" + per + infinitief.
Belangrijk werkwoord
Preferire (voorkeur geven)
Leer het werkwoord "voorkeur geven" te vervoegen in het Italiaans: tegenwoordige tijd, indicatief
Belangrijk werkwoord
Andare (gaan)
Leer het werkwoord "gaan" te vervoegen in het Italiaans: tegenwoordige tijd, aantonende wijs
4. Oefeningen Delen Gekopieerd!
Oefening 1: Examenvoorbereiding
Instructie: Lees de tekst, vul de lege plekken in met de ontbrekende woorden en beantwoord de vragen hieronder
Pianificare l’anno in Italia
Woorden om te gebruiken: primavera, preferisce, marzo, L’estate, gennaio, febbraio, stagioni, aprile, inverno, autunno
(Het jaar in Italië plannen)
Luca è un ingegnere e lavora a Milano. All’inizio dell’anno guarda il calendario e pensa alle .
In , a e , fa freddo. Luca va spesso in montagna nel weekend. A lui piace l’inverno, ma la .
In primavera, a e , il tempo cambia: non fa più molto freddo. A maggio Luca va spesso al parco dopo il lavoro. in Italia è calda. A giugno e luglio Luca va al mare con gli amici. Ad agosto molte persone sono in vacanza.
In , a settembre e ottobre, Luca torna al lavoro normale. A novembre e dicembre prepara le vacanze di Natale con la famiglia.Luca is ingenieur en werkt in Milaan. Aan het begin van het jaar kijkt hij naar de kalender en denkt aan de seizoenen.
In de winter, in januari en februari, is het koud. Luca gaat vaak in het weekend naar de bergen. Hij houdt van de winter, maar geeft de voorkeur aan de lente.
In de lente, in maart en april, verandert het weer: het is niet meer zo koud. In mei gaat Luca vaak na het werk naar het park.
De zomer in Italië is warm. In juni en juli gaat Luca met vrienden naar zee. In augustus zijn veel mensen op vakantie.
In de herfst, in september en oktober, gaat Luca weer gewoon aan het werk. In november en december bereidt hij met zijn familie de kerstvakantie voor.
Open vragen:
-
In quali mesi Luca va spesso in montagna?
(In welke maanden gaat Luca vaak naar de bergen?)
-
Che cosa fa Luca in estate?
(Wat doet Luca in de zomer?)
-
Che cosa prepara Luca in novembre e dicembre?
(Wat bereidt Luca in november en december?)
Schrijfopdracht:
Scrivi 4 o 5 frasi per descrivere la tua stagione preferita e che cosa fai in uno o due mesi dell’anno.
(Schrijf 4 of 5 zinnen om je favoriete seizoen te beschrijven en wat je in één of twee maanden van het jaar doet.)
Nuttige uitdrukkingen:
-
La mia stagione preferita è…
(Mijn favoriete seizoen is…)
-
In questo mese io vado…
(In deze maand ga ik…)
-
Mi piace perché…
(Ik vind het leuk omdat…)
-
Di solito in … io…
(Gewoonlijk in … ik…)
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Koppel elk begin aan het juiste einde.
Oefening 3: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Io ___ per andare in montagna a giugno perché preferisco l'estate.
(Ik ___ op het punt om in juni de bergen in te gaan, omdat ik de zomer liever heb.)2. Tu ___ per cambiare la tua vacanza da aprile a maggio, quando il tempo migliora.
(Jij ___ staat op het punt je vakantie te verplaatsen van april naar mei, wanneer het weer beter wordt.)3. Lei ___ per preferire il mese di ottobre perché ama l'autunno con i suoi colori caldi.
(Zij ___ staat op het punt om oktober te verkiezen omdat ze van de herfst houdt met zijn warme kleuren.)4. Noi ___ per andare a visitare i mercatini di Natale a dicembre, la stagione più fredda.
(Wij ___ staan op het punt om in december de kerstmarkten te bezoeken, het koudste seizoen.)Oefening 4: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 5: Reageer op de situatie
Instructie: Geef een passend antwoord op basis van de situatie.
1
2
3
4
5
Esercizio 6: Gespreksoefening
Istruzione:
- Riesci a nominare le stagioni e i mesi? (Kun je de seizoenen en maanden noemen?)
- Com'è il tempo in ogni stagione? (Hoe is het weer in elk seizoen?)
- Quali mesi ci sono in ogni stagione? (Welke maanden horen bij elk seizoen?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
|
Ci sono tre mesi in estate: giugno, luglio e agosto. Er zijn drie maanden in de zomer: juni, juli en augustus. |
|
In estate fa caldo. In de zomer is het heet. |
|
Settembre, ottobre e novembre sono in autunno, e spesso piove. September, oktober en november zijn in de herfst, en het regent vaak. |
|
Dicembre, gennaio e febbraio sono i mesi invernali. December, januari en februari zijn de wintermaanden. |
|
Nei mesi invernali a volte nevica. In de wintermaanden sneeuwt het soms. |
|
Marzo, aprile e maggio sono i mesi primaverili e il tempo è fresco. Maart, april en mei zijn de lentemaanden en het weer is fris. |
| ... |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.