Leer de Italiaanse aggettivi possessivi, bezitelijke bijvoeglijke naamwoorden die aangeven van wie iets is. Ontdek de verschillende vormen die afhankelijk zijn van persoon, geslacht en getal, zoals mio/mia/miei/mie voor 'mijn'. Begrijp het gebruik van het lidwoord en uitzonderingen zoals het weglaten bij familieleden in het enkelvoud. Vergelijk met het Nederlands en leer praktische voorbeelden.
- Bezitelijke bijvoeglijke naamwoorden sluiten aan bij het geslacht en het getal van het zelfstandig naamwoord.
- Het lidwoord wordt vaak gebruikt: il mio libro.
Persona (Persoon) | Singolare (Enkelvoud) | Plurale (Meervoud) |
---|---|---|
Io (Ik) | Mio/Mia (Mijn/Mi/j) | Miei/Mie (Mijnen) |
Tu (Jij) | Tuo/Tua (Jouw) | Tuoi/Tue (Jouw/Jullie) |
Lui/Lei (Hij/Zij) | Suo/Sua (Zijne/Hare) | Suoi/Sue (Zijn/Haar) |
Noi (Wij) | Nostro/Nostra (Ons/Onze) | Nostri/Nostre (Onze) |
Voi (Jullie) | Vostro/Vostra (Vostro/Vostra) | Vostri/Vostre (Uw) |
Loro (Loro) | Loro (Loro) | Loro (Loro) |
Uitzonderingen!
- Bij enkelvoudige familieleden wordt het lidwoord weggelaten: mia madre.
- In sommige gevallen kan het bezittelijk bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord komen: casa mia, amore mio!, colpa tua!.
Oefening 1: Gli aggettivi possessivi
Instructie: Vul het juiste woord in.
suo, i vostri, i suoi, mia, mio, la sua, Tua, nostra
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. La ___ sorella ha due figli.
(Mijn ___ zus heeft twee kinderen.)2. Il ___ padre è simpatico.
(Jouw ___ vader is aardig.)3. Abbiamo visitato la casa ___ ieri.
(We hebben gisteren het huis ___ bezocht.)4. I ___ figli vanno a scuola insieme.
(Hun ___ kinderen gaan samen naar school.)5. Ho parlato con ___ madre stamattina.
(Ik heb vanmorgen met ___ moeder gesproken.)6. Ti piace il libro ___?
(Vind je jouw ___ leuk?)