Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord | Vertaling |
---|---|
Che ora è? | Hoe laat is het? |
Sono le nove e dieci | Het is tien over negen |
L'appuntamento | De afspraak |
Adesso | Nu |
Alle nove | Om negen uur |
Arrivare | Aankomen |
Essere puntuali | Op tijd zijn |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Marco e Lucia devono andare in un negozio. Ma Lucia è in ritardo e il negozio chiude alle 19. Controllano gli orari del bus per arrivare in tempo.
1. | Marco: | Lucia, sono le sei e dieci. Il negozio chiude alle sette in punto! | (Lucia, het is tien over zes. De winkel sluit om zeven uur precies!) |
2. | Lucia: | Scusa il ritardo, però il negozio è vicino: arriviamo in cinque minuti con il bus. | (Sorry voor de vertraging, maar de winkel is dichtbij: we zijn er over vijf minuten met de bus.) |
3. | Marco: | Spero di non arrivare tardi. | (Ik hoop dat ik niet te laat kom.) |
4. | Lucia: | Fammi controllare gli orari del bus. | (Laat me de bustijden controleren.) |
5. | Marco: | Sai a che ora passa? | (Weet je hoe laat hij komt?) |
6. | Lucia: | Mi sembra alle sei e un quarto, ma non sono sicura. | (Ik denk kwart over zes, maar ik weet het niet zeker.) |
7. | Marco: | Guarda, lì c'è il cartello con gli orari. Diamo un'occhiata. | (Kijk, daar is het bord met de tijden. Laten we even kijken.) |
8. | Lucia: | Va bene, se arriviamo in tempo, mi fai provare qualche vestito, vero? | (Oké, als we op tijd zijn, mag ik dan een paar kleren passen, toch?) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Perché Marco ha fretta?
(Waarom heeft Marco haast?)2. A che ora chiude il negozio?
(Hoe laat sluit de winkel?)3. A che ora dovrebbe passare il bus secondo Lucia?
(Hoe laat zou de bus volgens Lucia moeten komen?)4. Quanto tempo pensano ci voglia per arrivare al negozio con il bus?
(Hoeveel tijd denken ze dat het kost om met de bus bij de winkel te komen?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- A che ora dice Marco che chiude il negozio?
- In che modo pensa Lucia di arrivare al negozio?
- Perché Lucia controlla gli orari del bus?
- Se fossi Marco, cosa faresti per arrivare in orario?