Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer hoe je de Italiaanse onbepaalde hoeveelheidwoorden molto, tanto, poco en tutto correct gebruikt. Deze les behandelt hun verschillende vormen in enkelvoud en meervoud en toont praktische voorbeelden om ze goed toe te passen bij zelfstandig naamwoorden. Perfect voor beginners op niveau A1 die hun kennis van Italiaanse hoeveelheidsaanduidingen willen versterken.
  1. Molto, tanto, poco stemmen overeen met het zelfstandig naamwoord.
  2. We gebruiken tutto met het lidwoord: tutto il, tutti i.
Singolare (Enkelvoud)PluraleEsempi (Voorbeelden)
Molto / MoltaMolti / Molte

Ho molto pane. (Ik heb veel brood.)

Tu hai molte carte (Jij hebt veel kaarten).

Tanto / TantaTanti / Tante

Compro tanto cibo. (Ik koop zoveel eten.)

Fabio ha tante giacche. (Fabio heeft tante jassen.)

Poco / PocaPochi / Poche

Compro poca pasta. (Ik koop weinig pasta.)

Laura ha pochi soldi. (Laura heeft weinig geld.)

Tutto / TuttaTutti / Tutte

Controllo tutti i prezzi. (Ik controleer alle prijzen.)

Lavoro tutta la mattina. (Ik werk de hele ochtend.)

Oefening 1: Gli indefiniti: 'molto', 'tanto', 'poco', etc...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

molte, tutta, pochi, tante, poco, molto, tanto

1.
Questo tè è ... buono, lo ricomprerò.
(Deze thee is heel lekker, ik zal hem opnieuw kopen.)
2.
Costa ..., ma è davvero buono.
(Het kost zoveel, maar het is echt lekker.)
3.
Abbiamo ... soldi, dobbiamo fare attenzione.
(We hebben weinig geld, we moeten oppassen.)
4.
Hai ... pane per la colazione di domani.
(Je hebt weinig brood voor het ontbijt van morgen.)
5.
Paghi ... con la carta?
(Betaal je veel met de kaart?)
6.
Sto ... la mattina al mercato.
(Ik ben de hele ochtend op de markt.)
7.
Lei ha ... carte.
(Zij heeft veel kaarten.)
8.
Abbiamo ... carte nel portafoglio oggi.
(We hebben vandaag veel kaarten in onze portemonnee.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ho comprato _____ mele al mercato oggi.

(Ik heb _____ appels op de markt gekocht.)

2. C'è _____ acqua nella bottiglia, dobbiamo comprarne ancora.

(Er zit _____ water in de fles, we moeten er nog wat kopen.)

3. Voglio _____ pane per la cena.

(Ik wil _____ brood voor het avondeten.)

4. Ho pagato _____ i prezzi che ho visto nel negozio.

(Ik heb _____ de prijzen betaald die ik in de winkel zag.)

5. Abbiamo _____ soldi per fare la spesa oggi.

(We hebben _____ geld om vandaag boodschappen te doen.)

6. Lavoro _____ la mattina prima di andare a comprare il caffè.

(Ik werk _____ de ochtend voordat ik koffie ga kopen.)

Inleiding tot Italiaanse Onbepaalde Hoeveelheidswoorden

In deze les leer je over enkele belangrijke Italiaanse onbepaalde hoeveelheidwoorden: molto, tanto, poco en tutto. Deze woorden worden gebruikt om een niet-gespecificeerde hoeveelheid aan te duiden en veranderen van vorm afhankelijk van het geslacht en aantal van het zelfstandig naamwoord waarmee ze overeenkomen.

Wat leer je in deze les?

  • De verschillende vormen voor enkelvoud en meervoud, zoals molto/molta in het enkelvoud en molti/molte in het meervoud.
  • Hoe deze bijvoeglijke naamwoorden correct overeenkomen met het zelfstandig naamwoord in zowel geslacht als getal.
  • Gebruik van tutto met lidwoorden, zoals tutto il en tutti i, om 'hele' of 'alle' uit te drukken.

Belangrijke voorbeelden

Hier enkele voorbeeldzinnen die laten zien hoe deze woorden worden gebruikt:

  • Ho molto pane.
  • Tu hai molte carte.
  • Compro poca pasta.
  • Controllo tutti i prezzi.

Grammaticale aandachtspunten

Let op dat molto, tanto en poco als bijvoeglijk naamwoord altijd overeenkomen met het zelfstandig naamwoord in geslacht en aantal. Tutto wordt vaak samen met het lidwoord gebruikt en kan ook als voornaamwoord dienen.

Vergelijking met het Nederlands

In het Nederlands gebruiken we woorden als 'veel', 'weinig', 'heel' en 'alles' vergelijkbaar met deze Italiaanse onbepaalde hoeveelheidwoorden. Een belangrijk verschil is dat in het Nederlands deze woorden meestal niet van vorm veranderen afhankelijk van het zelfstandig naamwoord, terwijl ze dat in het Italiaans wel doen.

Handige Italiaanse woorden die je in deze context kunt oefenen zijn bijvoorbeeld:
molto (veel), tanto (zoveel), poco (weinig), tutto (alles/hele).

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Fabio Pirioni

Bachelor in de geesteswetenschappen

University of Udine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

maandag, 14/07/2025 21:48