Leer hoe je Italiaanse voorzetsels gebruikt om momenten van de dag en tijdsperioden aan te duiden. Ontdek het gebruik van 'di', 'a', 'da', 'in', 'per' en 'tra/fra' met praktische voorbeelden en vergelijkingen met het Nederlands.
- Gebruik "da" om het begin van een tijdsperiode aan te geven.
- Gebruik a om een precies moment in de tijd aan te geven, en het einde van een tijdsperiode.
- Gebruik in om een tijdsperiode aan te geven waarin iets gebeurt.
- Gebruik tra/fra om een tijdsinterval aan te duiden.
- Gebruik "di" om een tijdsperiode van de dag aan te duiden.
Preposizione (Voorzetsel) | Esempio (Voorbeeld) |
---|---|
Di | Lavoro di pomeriggio (Werk in de namiddag) |
A | Mangio a mezzogiorno (Ik eet om het middaguur) |
Da | Da domani sono in vacanza (Vanaf morgen ben ik op vakantie) |
In | Studio in settimana (Studie in week) |
Per | Mangio per le 12 (Ik eet per 12 uur) |
Tra/fra | Fra le 6 e le 12 è mattina (Tussen 6 en 12 is het ochtend) |
Oefening 1: Le preposizioni: indicare momenti del giorno
Instructie: Vul het juiste woord in.
Da, Tra, Di, a, fra
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Vado ___ lavoro alle 9 di mattina.
(Ik ga ___ werk om 9 uur 's ochtends.)2. Studio italiano ___ settimana.
(Ik studeer Italiaans ___ week.)3. Lavoro ___ lunedì mattina.
(Ik werk ___ maandagochtend.)4. La pausa è ___ le 13 e le 14.
(De pauze is ___ 13 en 14 uur.)5. Mangio qualcosa ___ pomeriggio.
(Ik eet iets ___ middag.)6. La riunione finisce ___ mezzogiorno.
(De vergadering eindigt ___ 12 uur 's middags.)