A1.1: Groeten en afscheid

Saluti e Congedi

Leer basisbegroetingen en afscheid nemen in het Italiaans met praktische zinnen en dialogen. Oefen essentiële werkwoorden en spreekvaardigheid voor alledaagse gesprekken op A1-niveau.

Woordenschat (13)

 Ciao: hallo (Italian)

Ciao

Show

Hallo Show

 Buongiorno: goedemorgen (Italian)

Buongiorno

Show

Goedemorgen Show

 Buon pomeriggio: goedemiddag (Italian)

Buon pomeriggio

Show

Goedemiddag Show

 Buonasera: goedenavond (Italian)

Buonasera

Show

Goedenavond Show

 Buonanotte: Welterusten (Italian)

Buonanotte

Show

Welterusten Show

 Come stai?: Hoe gaat het met je? (Italian)

Come stai?

Show

Hoe gaat het met je? Show

 Arrivederci: Tot ziens (Italian)

Arrivederci

Show

Tot ziens Show

 Ci vediamo: Tot ziens (Italian)

Ci vediamo

Show

Tot ziens Show

 A domani: Tot morgen (Italian)

A domani

Show

Tot morgen Show

 Buona giornata: Fijne dag (Italian)

Buona giornata

Show

Fijne dag Show

 Grazie: Bedankt (Italian)

Grazie

Show

Bedankt Show

 Essere (zijn) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Essere

Show

Zijn Show

 Avere (hebben) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Avere

Show

Hebben Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
stai? | come | Ciao,
Ciao, come stai?
(Hoi, hoe gaat het?)
2.
io | Buongiorno, | Maria. | sono
Buongiorno, io sono Maria.
(Goedemorgen, ik ben Maria.)
3.
domanda? | Hai | una
Hai una domanda?
(Heb je een vraag?)
4.
domani! | a | Arrivederci,
Arrivederci, a domani!
(Tot ziens, tot morgen!)
5.
siamo | la | per | Noi | lezione. | pronti
Noi siamo pronti per la lezione.
(Wij zijn klaar voor de les.)
6.
per | Lei | favore? | può | ripetere,
Lei può ripetere, per favore?
(Kunt u het alstublieft herhalen?)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ciao, come stai? (Hallo, hoe gaat het?)
Buona giornata! (Fijne dag!)
Lei è la nostra insegnante. (Zij is onze docente.)
Arrivederci! (Tot ziens!)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer deze woorden in twee groepen: begroetingen om een gesprek te beginnen en uitdrukkingen om afscheid te nemen, om ze gemakkelijker te onthouden.

Saluti per iniziare una conversazione

Frasi per congedarsi

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Come stai?


Hoe gaat het met je?

2

Buongiorno


Goedemorgen

3

Buon pomeriggio


Goedemiddag

4

Avere


Hebben

5

A domani


Tot morgen

Esercizio 5: Gespreksoefening

Istruzione:

  1. Gebruik de juiste begroeting in elke situatie en begin een praatje. (Gebruik de juiste begroeting in elke situatie en begin een praatje.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Buongiorno!

Goedemorgen!

Buon pomeriggio!

Goedemiddag!

Buonasera!

Goedenavond!

Come stai?

Hoe gaat het met je?

Bene. E tu?

Prima. En met jou?

A dopo!

Tot ziens!

Scusa, puoi ripetere per favore?

Sorry, kun je het herhalen alsjeblieft?

Non capisco.

Ik begrijp het niet.

Potresti fare lo spelling?

Kunt u dat spellen?

Piacere di conoscerti.

Aangenaam kennis te maken.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Io ___ felice di conoscerti.

(Ik ___ blij je te ontmoeten.)

2. Tu ___ una famiglia in Italia?

(Jij ___ een familie in Italië?)

3. Lui ___ il mio collega di lavoro.

(Hij ___ mijn werkcollega.)

4. Noi ___ una lezione d'italiano ogni giorno.

(Wij ___ elke dag een Italiaanse les.)

Oefening 8: Groeten en afscheid op het werk

Instructie:

Oggi (Essere - Presente) in ufficio alle nove. La mia collega Maria (Essere - Presente) già qui e mi (Dire - Presente) : "Buongiorno! Come (Stare - Presente) ?" Io (Stare - Presente) bene e la (Ringraziare - Presente) . Durante la pausa, noi (Essere - Presente) andati al bar e abbiamo preso un caffè. Maria (Avere - Presente) una riunione importante e io (Dovere - Presente) preparare dei documenti. Prima di uscire, la saluto: "Arrivederci, a domani!" Lei mi (Rispondere - Presente) : "Buona giornata!".


Vandaag ben ik om negen uur op kantoor. Mijn collega Maria is er al en ze zegt tegen me: "Goedemorgen! Hoe gaat het ?" Ik maak het goed en ik bedank haar. Tijdens de pauze zijn wij naar de bar gegaan en hebben we een koffie genomen. Maria heeft een belangrijke vergadering en ik moet documenten voorbereiden. Voor ik vertrek, groet ik haar: "Tot ziens, tot morgen!" Zij antwoordt me: "Fijne dag!".

Werkwoordschema's

Essere - Zijn

Presente

  • io sono
  • tu sei
  • lui/lei è
  • noi siamo
  • voi siete
  • loro sono

Avere - Hebben

Presente

  • io ho
  • tu hai
  • lui/lei ha
  • noi abbiamo
  • voi avete
  • loro hanno

Stare - Staan

Presente

  • io sto
  • tu stai
  • lui/lei sta
  • noi stiamo
  • voi state
  • loro stanno

Dire - Zeggen

Presente

  • io dico
  • tu dici
  • lui/lei dice
  • noi diciamo
  • voi dite
  • loro dicono

Ringraziare - Bedanken

Presente

  • io ringrazio
  • tu ringrazi
  • lui/lei ringrazia
  • noi ringraziamo
  • voi ringraziate
  • loro ringraziano

Rispondere - Antwoorden

Presente

  • io rispondo
  • tu rispondi
  • lui/lei risponde
  • noi rispondiamo
  • voi rispondete
  • loro rispondono

Oefening 9: Pronomi personali

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Persoonlijke voornaamwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

Tu, Io, Loro, Voi, Lei, Lui, Noi

1.
... è mio amico.
(Hij is mijn vriend.)
2.
... hai una bella voce.
(Jij hebt een mooie stem.)
3.
... ha una penna rossa? (formale)
(Heeft u een rode pen?)
4.
... è la mia insegnante.
(Zij is mijn lerares.)
5.
... siamo in classe adesso.
(Wij zijn nu in de klas.)
6.
... siete pronti per la lezione?
(Zijn jullie klaar voor de les?)
7.
... sono molto stanco oggi.
(Ik ben vandaag erg moe.)
8.
... hanno una domanda.
(Zij hebben een vraag.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.1.1 Grammatica

Pronomi personali

Persoonlijke voornaamwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Essere zijn

Presente

Italiaans Nederlands
(io) sono ik ben
(tu) sei jij bent
(lui/lei) è hij/zij is
(noi) siamo wij zijn
(voi) siete jullie zijn
(loro) sono zij zijn

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Avere hebben

Presente

Italiaans Nederlands
(io) ho ik heb
(tu) hai jij hebt
(lui/lei) ha hij/zij heeft
(noi) abbiamo wij hebben
(voi) avete jullie hebben
(loro) hanno zij hebben

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Begroetingen en afscheid nemen in het Italiaans

Deze les helpt je om de basisbegroetingen en afscheidsgroeten in het Italiaans te begrijpen en toe te passen, ideaal voor beginners op A1-niveau. Je leert belangrijke uitdrukkingen zoals "Ciao", "Buongiorno" en "Arrivederci", waarmee je een gesprek vriendelijk begint en netjes afsluit.

Wat leer je in deze les?

  • Persoonlijke voornaamwoorden en hun toepassingen in dagelijkse gesprekken.
  • Belangrijke zinnen voor begroeten en afscheid nemen, bijvoorbeeld: "Ciao, come stai?" of "Arrivederci, a domani!"
  • Dialogen om te oefenen met formele en informele situaties, zoals op school of op het werk.
  • Werkwoordvervoegingen van basiswerkwoorden zoals essere (zijn) en avere (hebben) die je helpen om correcte zinnen te bouwen.

Belangrijke thema's en tips

De les biedt ook oefeningen om zinnen te combineren en in de juiste volgorde te zetten. Daarnaast krijg je een praktische mini-verhaaltje over een werkdag waarbij je begroetingen actief kunt toepassen. Je breidt hiermee niet alleen je woordenschat uit, maar oefent tegelijkertijd de grammatica die hoort bij een basisgesprek.

Verschillen tussen Italiaans en Nederlands bij begroetingen

In het Italiaans gebruik je vaak formele en informele begroetingen afhankelijk van de context, zoals "Buongiorno" voor formele situaties en "Ciao" voor informele. In het Nederlands zijn de verschillen minder strikt, maar je kent ook varianten zoals "goedemorgen" en "hoi". Daarnaast bestaan er in het Italiaans specifieke zinnen om vragen te stellen of beleefd om herhaling te vragen, zoals "Può ripetere, per favore?" (Kunt u dat alstublieft herhalen?), terwijl je in het Nederlands eenvoudig zegt: "Kunt u dat herhalen?"

Door deze les leer je passende begroetingen gebruiken en de verschillen in beleefdheid en context herkennen, wat je communicatie in het Italiaans direct natuurlijker maakt.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏