Leer hoe je datums in het Italiaans correct vormt: dag + maand + jaar. Belangrijke regels over ordinaal- en kardinaalgetallen, feestdagen zonder lidwoord, en praktische zinnen met voorbeelden als 'primo aprile' en 'Martedì, 5 luglio 2022'. Ook een vergelijking met het Nederlands om de verschillen te begrijpen.
- Het jaar wordt altijd na de maand geschreven zonder lidwoord.
- De eerste dag van de maand wordt uitgedrukt in een rangtelwoord. De overige dagen worden uitgedrukt met hoofdtelwoorden. Voorbeeld: 'primo aprile' (1 april); '3 aprile' (3 april).
Formato (Formaat) | Esempio (Voorbeeld) |
---|---|
Data completa (Volledige datum) | 1 gennaio 2023 (1 januari 2023) |
Data senza l'anno (Datum zonder het jaar) | 15 agosto (15 augustus) |
Data con il giorno della settimana (Datum met de dag van de week) | Martedì, 5 luglio 2022 (Dinsdag 5 juli 2022) |
Domanda (Vraag) | Che giorno è oggi? - E' il 3 aprile. (Welke dag is het vandaag? - Het is 3 april.) |
Uso in contesto (Gebruik in context) | Le vacanze iniziano il 15 giugno. (De vakantie begint op 15 juni.) |
Uitzonderingen!
- Voor feestdagen wordt vaak de dag zonder lidwoord gebruikt: Natale, Pasqua.
Oefening 1: Come si forma la data?
Instructie: Vul het juiste woord in.
25 dicembre, 10 luglio, 1 ottobre, 1 gennaio, 5 maggio, 30 aprile, 25 aprile, 12 agosto
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Oggi è il ____ maggio.
(Vandaag is het ____ mei.)2. La festa è il ____ agosto.
(Het feest is op ____ augustus.)3. Il mio compleanno è il ____ aprile.
(Mijn verjaardag is op ____ april.)4. La riunione è il ____ gennaio 2023.
(De vergadering is op ____ januari 2023.)5. ____ è una festa importante.
(____ is een belangrijk feest.)6. Domani è martedì, ____ luglio 2022.
(Morgen is het dinsdag, ____ juli 2022.)