In deze les leer je essentiële Italiaanse meubelwoorden zoals il divano (de bank), la lampada (de lamp), en la porta (de deur). Je oefent ook met zinnen als 'Ci sono' en uitdrukkingen met 'ci' en 'ce' om meubels en hun plaats in huis te beschrijven.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Koppel elk woord aan de juiste categorie: woonkamermeubels of badkamermeubels.
Mobili del soggiorno
Mobili del bagno
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La vasca da bagno
Het bad
2
La doccia
De douche
3
Aprire
Openen
4
Chiudere
Sluiten
5
La porta
De deur
Esercizio 5: Gespreksoefening
Istruzione:
- Welke meubels staan er in elke kamer? (Welke meubels staan er in elke kamer?)
- Beschrijf een kamer van je appartement/huis. (Beschrijf een kamer van je appartement/huis.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Il water è vicino al lavandino. Het toilet is vlakbij de gootsteen. |
Il letto è nel soggiorno. Het bed staat in de woonkamer. |
Il quadro è accanto alla finestra. Het schilderij staat naast het raam. |
C'è un tappeto sotto il divano. Er ligt een tapijt onder de bank. |
Lo specchio è appeso al muro. De spiegel hangt aan de muur. |
L'armadio è tra il letto e la scrivania. De kledingkast staat tussen het bed en het bureau. |
La porta è dietro la sedia. De deur is achter de stoel. |
Il divano è davanti alla finestra. De bank staat voor het raam. |
La lampada è sul tavolo nel soggiorno. De lamp staat op de tafel in de woonkamer. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Nel soggiorno, io ___ la finestra per far entrare l'aria fresca.
(In de woonkamer ___ ik het raam om frisse lucht binnen te laten.)2. Dopo aver aperto la finestra, io ___ la porta per uscire in giardino.
(Nadat ik het raam heb geopend, ___ ik de deur om naar de tuin te gaan.)3. Tu ___ la credenza dove metti i piatti?
(___ jij de kast waar je de borden in legt?)4. In camera da letto, ___ il comodino accanto al letto.
(In de slaapkamer ___ ik het nachtkastje naast het bed.)Oefening 8: Marco's nieuwe huis
Instructie:
Werkwoordschema's
Aprire - Openen
Presente
- io apro
- tu apri
- lui/lei apre
- noi apriamo
- voi aprite
- loro aprono
Chiudere - Dichtdoen
Presente
- io chiudo
- tu chiudi
- lui/lei chiude
- noi chiudiamo
- voi chiudete
- loro chiudono
Essere - Zijn
Presente
- io sono
- tu sei
- lui/lei è
- noi siamo
- voi siete
- loro sono
Avere - Hebben
Presente
- io ho
- tu hai
- lui/lei ha
- noi abbiamo
- voi avete
- loro hanno
Accendere - Aandoen
Presente
- io accendo
- tu accendi
- lui/lei accende
- noi accendiamo
- voi accendete
- loro accendono
Oefening 9: “Ci” vs “ce”
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: "Ci" vs "ce"
Toon vertaling Toon antwoordenCi, ci, ce l'ho, non ce l'ho
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Chiudere sluiten Delen Gekopieerd!
Presente
Italiaans | Nederlands |
---|---|
(io) chiudo | ik sluit |
(tu) chiudi | jij sluit |
(lui/lei) chiude | hij/zij sluit |
(noi) chiudiamo | wij sluiten |
(voi) chiudete | jullie sluiten |
(loro) chiudono | zij sluiten |
Aprire openen Delen Gekopieerd!
Presente
Italiaans | Nederlands |
---|---|
(io) apro | ik open |
(tu) apri | jij opent |
(lui/lei) apre | hij/zij opent |
(noi) apriamo | wij openen |
(voi) aprite | jullie openen |
(loro) aprono | zij openen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Overzicht van de les: Meubels en Plaatsaanduiding in het Italiaans
Deze les is bedoeld voor beginners (A1) die Italiaans leren en introduceert basiswoordenschat rond meubels in verschillende kamers, zoals de woonkamer, keuken, badkamer en slaapkamer. Daarnaast ligt de focus op het correcte gebruik van de Italiaanse voorzetsels voor plaats ('vicino a', 'sopra', 'accanto a', 'intorno a') in combinatie met de uitdrukking "ci sono" om te beschrijven wat er ergens is.
Belangrijke woordenschat: Meubels per kamer
- Woonkamer: il divano (de bank), il tappeto (het tapijt), il tavolo (de tafel), la lampada (de lamp), la sedia (de stoel)
- Badkamer: il bidè (bidet), il lavandino (wastafel), la vasca da bagno (badkuip)
Gebruik van 'ci sono' en plaatsaanduidingen
Met ci sono zeg je in het Italiaans "er zijn" of "er is" en hiermee kun je iets in een ruimte of op een plek beschrijven. Combineer dit met voorzetsels om specifieke locaties aan te geven, bijvoorbeeld:
Nel soggiorno ci sono un divano e un tavolo. (In de woonkamer zijn een bank en een tafel.)
Il divano è vicino alla porta. (De bank is vlak bij de deur.)
Uitspraak van "ci" versus "ce"
De les behandelt ook het verschil tussen "ci" en "ce", die beide vaak gebruikt worden als plaatsvervangende voornaamwoorden. Bijvoorbeeld:
Ci metto la lampada sulla scrivania. (Ik zet de lamp op het bureau.)
Hai la credenza in cucina? Sì, ce l'ho. (Heb je de voorraadkast in de keuken? Ja, die heb ik.)
Praktische voorbeeldzinnen en dialogen
De les geeft meerdere dialogen waar leerlingen beschrijven wat er in de kamers staat en waar, zoals de woonkamer, keuken en slaapkamer. Hierdoor oefenen zij actief met de vervoegingen en plaatsaanduidingen, en leren ze hoe zij op natuurlijke wijze kunnen spreken over meubels en hun locatie.
Belangrijke werkwoorden en vervoegingen
De werkwoorden aprire (openen), chiudere (sluiten), essere (zijn), avere (hebben) en accendere (aandoen/aanzetten) worden behandeld in de tegenwoordige tijd. Voorbeeld:
Io apro la finestra. (Ik open het raam.)
Tu chiudi la porta. (Jij sluit de deur.)
Verschillen tussen Nederlands en Italiaans
In het Italiaans wordt vaak gebruikgemaakt van de constructies met ci en ce als plaatsvervangende voornaamwoorden, terwijl het Nederlands vaker directe aanwijzingen gebruikt zoals "er is/er zijn" of simpelweg de naam van het meubel. Ook de combinatie van lidwoorden met voorzetsels wijkt af; bijvoorbeeld in het Italiaans "alla porta" (aan/tegen de deur) versus het Nederlands "aan de deur". Het is nuttig om vertrouwd te raken met deze combinatie van voorzetsels en lidwoorden omdat ze verschillen van het Nederlands.
Enkele nuttige woorden:
- Vicino a - dichtbij, vlakbij
- Accanto a - naast
- Sopra - op
- Intorno a - rondom, rond
Daarnaast gebruiken Italianen vaak de uitdrukking "ce l'ho" om bezit aan te geven, wat in het Nederlands vertaald kan worden met "die heb ik" maar de constructie is typisch Italiaans.