Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord | Vertaling |
---|---|
la lista della spesa | de boodschappenlijst |
la carne | het vlees |
il pesce | de vis |
le uova | de eieren |
il latte | de melk |
il formaggio | de kaas |
la frutta | het fruit |
le verdure | de groenten |
la pasta | de pasta |
il pane | het brood |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Una coppia sta scrivendo la lista della spesa e discutono che cosa comprare per la cena e quali cibi mancano.
1. | Fabio: | Amore, sto facendo la lista della spesa. Ti serve qualcosa? | (Liefje, ik maak de boodschappenlijst. Heb je iets nodig?) |
2. | Anna: | Sì, stasera voglio la carne con un po' di verdure. Puoi prenderle? | (Ja, vanavond wil ik vlees met wat groenten. Kun je die meenemen?) |
3. | Fabio: | Ma non mangiamo pesce da un po'. Cosa ne dici se prendo del salmone invece? Così domani siamo più leggeri. | (Maar we eten al een tijdje geen vis. Wat denk je ervan als ik in plaats daarvan zalm neem? Dan zijn we morgen wat lichter.) |
4. | Anna: | Ah, già, domani andiamo al ristorante. Va bene allora. | (Ah, ja, morgen gaan we naar het restaurant. Goed dan.) |
5. | Fabio: | Ti prendo qualcosa per il pranzo? | (Wil je dat ik iets voor de lunch meeneem?) |
6. | Anna: | Sì, prendimi un pacco di pasta, per favore. | (Ja, neem alsjeblieft een pak pasta voor me mee.) |
7. | Fabio: | Ok, allora ho segnato: pesce, verdura, pasta. Manca qualcos'altro? | (Oké, dan heb ik genoteerd: vis, groenten, pasta. Mist er nog iets?) |
8. | Anna: | Mancano i biscotti e il latte per la colazione. | (Er ontbreken koekjes en melk voor het ontbijt.) |
9. | Fabio: | Va bene, li segno. Vieni con me al supermercato? | (Goed, ik noteer het. Ga je mee naar de supermarkt?) |
10. | Anna: | Mi cambio e poi andiamo. | (Ik kleed me om en dan gaan we.) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Cosa vuole mangiare Anna stasera?
(Wat wil Anna vanavond eten?)2. Perché Fabio propone di prendere il pesce?
(Waarom stelt Fabio voor om vis te nemen?)3. Cosa deve comprare Fabio per il pranzo di domani?
(Wat moet Fabio kopen voor de lunch van morgen?)4. Quali prodotti mancano ancora nella lista della spesa secondo Anna?
(Welke producten ontbreken er volgens Anna nog op de boodschappenlijst?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Quali prodotti ti piace comprare quando vai al supermercato?
- Come prepari di solito la lista della spesa? Usi carta e penna o il telefono?
- Cosa cucini di solito quando vuoi fare una cena leggera e salutare?
- Quando sei al supermercato, cosa chiedi al cassiere o al personale per trovare un prodotto?
Oefening 5: Oefening in context
Instructie: Che cosa metti nel carrello della spesa? Scegli 5 prodotti.