A1.45: Muziek en kunst

Musica e arte

Leer het Italiaanse indirecte redegebruik met "dire che" in gesprekken over muziek en kunst. Oefen woordenschat en werkwoordvervoegingen gerelateerd aan concerten, musea en tentoonstellingen op niveau A1.

Woordenschat (13)

 Il museo: Het museum (Italian)

Il museo

Show

Het museum Show

 L'esibizione: De tentoonstelling (Italian)

L'esibizione

Show

De tentoonstelling Show

 L'arte: De kunst (Italian)

L'arte

Show

De kunst Show

 La radio: de radio (Italian)

La radio

Show

De radio Show

 Il pianoforte: De piano (Italian)

Il pianoforte

Show

De piano Show

 La chitarra: De gitaar (Italian)

La chitarra

Show

De gitaar Show

 Il cantante: De zanger (Italian)

Il cantante

Show

De zanger Show

 Il musicista: De musicus (Italian)

Il musicista

Show

De musicus Show

 L'opera d'arte: Het kunstwerk (Italian)

L'opera d'arte

Show

Het kunstwerk Show

 il dipinto: het schilderij (Italian)

Il dipinto

Show

Het schilderij Show

 Cantare una canzone: Een lied zingen (Italian)

Cantare una canzone

Show

Een lied zingen Show

 Suonare uno strumento: Een instrument bespelen (Italian)

Suonare uno strumento

Show

Een instrument bespelen Show

 Dipingere (schilderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Dipingere

Show

Schilderen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
giorni. | la mostra | Dicono che | tutti i | è aperta
Dicono che la mostra è aperta tutti i giorni.
(Ze zeggen dat de tentoonstelling elke dag open is.)
2.
al museo | questo pomeriggio. | che va | Luca dice
Luca dice che va al museo questo pomeriggio.
(Luca zegt dat hij vanmiddag naar het museum gaat.)
3.
concerto. | in un | che suona | il pianoforte | Maria dice
Maria dice che suona il pianoforte in un concerto.
(Maria zegt dat ze piano speelt in een concert.)
4.
interessante. | La guida | l'esibizione è | dice che
La guida dice che l'esibizione è interessante.
(De gids zegt dat de tentoonstelling interessant is.)
5.
canzone famosa. | dice che | canta una | Il cantante
Il cantante dice che canta una canzone famosa.
(De zanger zegt dat hij een bekend lied zingt.)
6.
che il | piazza. | stasera in | concerto è | Giovanni dice
Giovanni dice che il concerto è stasera in piazza.
(Giovanni zegt dat het concert vanavond op het plein is.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Il musicista dice che suona il pianoforte ogni giorno. (De musicus zegt dat hij elke dag piano speelt.)
Dicono che la mostra è molto interessante quest'anno. (Ze zeggen dat de tentoonstelling dit jaar erg interessant is.)
Il cantante dice che canta una canzone famosa al concerto. (De zanger zegt dat hij een bekend lied zingt op het concert.)
L'opera d'arte nel museo è stata dipinta da un artista italiano. (Het kunstwerk in het museum is geschilderd door een Italiaanse kunstenaar.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: die gerelateerd aan muziek en die verwijzen naar de beeldende kunst.

Parole legate alla musica

Parole legate all'arte visiva

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Suonare uno strumento


Een instrument bespelen

2

L'esibizione


De tentoonstelling

3

La chitarra


De gitaar

4

La radio


De radio

5

Il pianoforte


De piano

Esercizio 5: Gespreksoefening

Istruzione:

  1. Beschrijf de activiteiten op de afbeeldingen. (Beschrijf de activiteiten op de foto's.)
  2. Praat over je favoriete kunst en muziek. (Praat over je favoriete kunst en muziek.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ci sono due ragazzi che guardano la televisione.

Er zijn twee jongens die televisie kijken.

Puoi vedere un artista che lavora a un progetto artistico.

Je kunt een kunstenaar aan een kunstproject zien werken.

Mi piace la mostra di Picasso.

Ik houd van de tentoonstelling van Picasso.

A che ora inizia il concerto?

Hoe laat begint het concert?

Vado a una mostra di arte moderna.

Ik ga naar een tentoonstelling over moderne kunst.

Mi piace il rock, ma mi godo anche un concerto jazz.

Ik houd van rock, maar ik geniet ook van een jazzconcert.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Fabio dice che ___ al museo domani.

(Fabio zegt dat hij ___ naar het museum gaat.)

2. Maria dice che ___ il pianoforte in concerto.

(Maria zegt dat ze ___ piano speelt in het concert.)

3. Giovanni dice che il concerto ___ stasera.

(Giovanni zegt dat het concert ___ vanavond is.)

4. Lucia dice che la mostra ___ vicino al centro.

(Lucia zegt dat de tentoonstelling ___ dichtbij het centrum is.)

Oefening 8: Laten we naar het museum en het concert gaan

Instructie:

Oggi io (Andare - Presente) al museo con la mia famiglia. Mia figlia (Dire - Presente) che vuole vedere la nuova mostra di arte moderna. Il mio amico Marco, che è un musicista, (Suonare - Presente) il pianoforte in un concerto stasera. Lui (Dire - Presente) che il concerto (Essere - Presente) alle otto. Noi (Andare - Presente) insieme perché ci piace la musica classica e l'arte.


Vandaag ga ik naar het museum met mijn familie. Mijn dochter zegt dat ze de nieuwe tentoonstelling van moderne kunst wil zien. Mijn vriend Marco, die een muzikant is, speelt vanavond piano tijdens een concert. Hij zegt dat het concert om acht uur is . Wij gaan samen omdat we van klassieke muziek en kunst houden.

Werkwoordschema's

Andare - Gaan

Presente

  • io vado
  • tu vai
  • lui/lei va
  • noi andiamo
  • voi andate
  • loro vanno

Dire - Zeggen

Presente

  • io dico
  • tu dici
  • lui/lei dice
  • noi diciamo
  • voi dite
  • loro dicono

Suonare - Spelen

Presente

  • io suono
  • tu suoni
  • lui/lei suona
  • noi suoniamo
  • voi suonate
  • loro suonano

Essere - Zijn

Presente

  • io sono
  • tu sei
  • lui/lei è
  • noi siamo
  • voi siete
  • loro sono

Oefening 9: Il discorso indiretto: “dire che”

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De indirecte rede: “dire che”

Toon vertaling Toon antwoorden

dice che l'opera, dice che suona il pianoforte, dice che suona, dicono che il concerto, dice che cantare, dice che la mostra, dice che va, dice che il museo

1. Loro: "Il concerto è domani":
Loro ... è domani.
(Ze zeggen dat het concert morgen is.)
2. Lei: "L'opera d'arte è nuova":
Lei ... d'arte è nuova.
(Ze zegt dat het kunstwerk nieuw is.)
3. Marco: "Suono il pianoforte ogni giorno":
Marco ... ogni giorno.
(Marco zegt dat hij elke dag piano speelt.)
4. L'insegnante: "Cantare è divertente":
L'insegnante ... è divertente.
(De leraar zegt dat zingen leuk is.)
5. Il musicista: "Suono la chitarra":
Il musicista ... la chitarra.
(De musicus zegt dat hij gitaar speelt.)
6. Luca: "La mostra è interessante":
Luca ... è interessante.
(Luca zegt dat de tentoonstelling interessant is.)
7. Lui: "Il museo è aperto":
Lui ... è aperto.
(Hij zegt dat het museum open is.)
8. L'attrice: "Vado al museo spesso":
L'attrice ... al museo spesso.
(De actrice zegt dat ze vaak naar het museum gaat.)

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Introductie tot de les "Musica e arte"

In deze les leer je het gebruik van de indirecte rede in het Italiaans, met de vaste uitdrukking dire che (zeggen dat). Je oefent hoe je informatie over kunst en muziek doorgeeft, bijvoorbeeld wat iemand zegt over een museum, een expositie of een concert. Dit helpt je om in gesprekken natuurlijk te verwijzen naar wat anderen vertellen.

Wat je leert

  • Formeren van de indirecte rede met "dire che".
  • Belangrijke woordenschat rondom muziek (bijv. il cantante, il musicista, il pianoforte).
  • Belangrijke woordenschat rond beeldende kunst (bijv. il museo, la mostra, il dipinto).
  • Gebruik van werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd, passend bij indirecte rede.
  • Praktische gesprekken over culturele evenementen zoals concerten en tentoonstellingen.

Voorbeelden

Enkele voorbeeldzinnen die je zult oefenen zijn: Maria dice che suona il pianoforte in un concerto (Maria zegt dat ze piano speelt in een concert), of La guida dice che la mostra è interessante (De gids zegt dat de tentoonstelling interessant is).

Structuur van de les

De pagina bevat ook dialogen om gesprekken na te bootsen, oefeningen waarbij je werkwoordvormen invult, en een verhaaltje met invuloefeningen om de context te begrijpen. Dit maakt het leren interactief en toepasbaar.

Duidelijkheid in taalgebruik

De indirecte rede in het Italiaans vereist dat je meestal de werkwoordstijden aanpast, maar bij tegenwoordige tijd blijft het heel herkenbaar en eenvoudig. De les is geschikt voor beginners (niveau A1) en helpt je direct met vertrouwde onderwerpen.

Culturele context en tips

Let op: het Italiaanse dire che wordt vaak letterlijk vertaald als "zeggen dat", terwijl in het Nederlands soms een zin zonder "dat" volstaat of een andere structuur. Ook is het gebruikelijk om fijner te differentiëren tussen muziek- en kunstwoordenschat om teksten vloeiend te maken.

Praktische voorbeelden uit de les

  • Parole legate alla musica: il cantante, il musicista, la chitarra, il pianoforte, il concerto
  • Parole legate all'arte visiva: il dipinto, il museo, la mostra

Belangrijke verschillen met het Nederlands

In het Italiaans gebruikt men veel directere werkwoordsvormen na "dire che", terwijl in het Nederlands soms een andere bijzin of een optie met "zeggen dat" mogelijk is. Bijvoorbeeld: "Maria dice che suona il pianoforte" vertaalt vrij in "Maria zegt dat ze piano speelt" maar door de gevoeligheid voor werkwoordstijden kan dit in het Nederlands ook heel simpel klinken, zoals "Maria speelt piano" als samenvatting.

Handige Italiaanse zinnen om te onthouden:

  • "Dice che ..." - "Hij/Zij zegt dat ..."
  • "La mostra è interessante" - "De tentoonstelling is interessant"
  • "Il concerto è stasera" - "Het concert is vanavond"

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏