Leer de persoonlijke voornaamwoorden in het Italiaans: Io, Tu, Lui/Lei, Noi, Voi, Loro. Begrijp hun gebruik in enkelvoud en meervoud, het belang van geslacht en getal, en ontdek het formele 'Lei'. Oefen met praktische voorbeelden en vergelijk met het Nederlands.
- Voornaamwoorden moeten overeenkomen met het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp.
- Gebruik mannelijke voornaamwoorden voor een groep van alleen mannen of een gemengde groep.
Persona (Persoon) | Singolare (Enkelvoud) | Plurale (Meervoud) |
---|---|---|
Prima (Eerste) | Io (Ik) | Noi (Wij) |
Seconda (Tweede) | Tu (Jij) | Voi (Jullie) |
Terza (Derde) | Lui / Lei (Hij / Zij) | Loro (Zij) |
Uitzonderingen!
- Lei wordt ook gebruikt voor de formele enkelvoudsvorm.
- Het voornaamwoord kan worden weggelaten: Ho fame (in plaats van Io ho fame).
Oefening 1: Pronomi personali
Instructie: Vul het juiste woord in.
Tu, Io, Loro, Voi, Lei, Lui, Noi
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ sono pronta per iniziare la lezione.
(___ ben klaar om de les te beginnen.)2. ___ vuoi un caffè?
(___ wil je een koffie?)3. ___ è la nostra insegnante di italiano.
(___ is onze docent Italiaans.)4. ___ lavora in ufficio.
(___ werkt op kantoor.)5. ___ impariamo l’italiano ogni giorno.
(___ leren elke dag Italiaans.)6. ___ siete pronti per la lezione?
(___ zijn klaar voor de les?)