Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Deze les behandelt de Italiaanse voorzetsels voor plaats en richting: 'andare in', 'andare a', 'per', 'da', 'verso'. Je leert wanneer je welk voorzetsel gebruikt met voorbeelden zoals 'Vado in macchina', 'Vai a Roma', en 'Vengo da Milano'. Ook vergelijkingen met het Nederlands helpen je om het gebruik beter te begrijpen.
Preposizione (Voorzetsel)Uso (Gebruik)Esempio (Voorbeeld)
Andare + inPaesi, regioni, trasporti, luoghi chiusi (Landen, regio's, vervoer, besloten plaatsen)

Vado in macchina (Ik ga in de auto)

Andiamo in stazione (We gaan naar het station)

Andare + aCittà, luoghi precisi, eventi o casa (Steden, specifieke plaatsen, evenementen of huis)

Vai a Roma (Ga naar Rome)

Andiamo a cena (We gaan naar het avondeten)

Andare + versoDirezione approssimativa, generale (Bij benadering, algemeen)

Andiamo verso la stazione (Wij gaan richting het station)

Va verso la piazza (Ga richting het plein)

DaProvenienza (Herkomst)Vengo da Torino (Ik kom uit Turijn)
PerDestinazione, attraverso un luogo (Bestemming, via een plaats)

Questo biglietto è per Roma (Dit kaartje is voor Rome)

Passo per il parco (Ik loop door het park)

Uitzonderingen!

  1. Bij vervoermiddelen gebruiken we "in", maar we zeggen "andare a piedi".

Oefening 1: Le preposizioni di luogo: andare in, andare a, per, da, ecc.

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

in, da, verso, per

1.
Siamo già ... macchina, possiamo partire.
(We zitten al in de auto, we kunnen vertrekken.)
2.
Camminiamo ... la stazione prima che faccia buio.
(We lopen naar het station voordat het donker wordt.)
3.
Sono tornato ... Venezia ieri sera tardi.
(Ik ben gisteravond laat teruggekomen uit Venetië.)
4.
Questo autobus va ... Milano centrale.
(Deze bus gaat naar Milano centrale.)
5.
Partiamo ... Firenze alle otto in punto.
(We vertrekken om acht uur precies uit Florence.)
6.
Passiamo ... il centro per prendere un caffè.
(We gaan via het centrum om een kop koffie te drinken.)
7.
Vado ... treno ogni mattina per andare al lavoro.
(Ik ga elke ochtend met de trein naar mijn werk.)
8.
Vengo ... scuola, sono molto stanco.
(Ik kom van school, ik ben erg moe.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Domani vado ___ stazione per prendere il treno.

(Morgen ga ik ___ station om de trein te nemen.)

2. Andiamo ___ Roma per lavoro questa settimana.

(We gaan ___ Rome voor werk deze week.)

3. Vengo ___ Milano, sono appena arrivato.

(Ik kom ___ Milaan, ik ben net aangekomen.)

4. Prendo il bus ___ città per andare al lavoro.

(Ik neem de bus ___ de stad om naar het werk te gaan.)

5. Camminiamo ___ il parco vicino a casa.

(We lopen ___ het park dichtbij huis.)

6. Vado ___ piedi al supermercato stasera.

(Ik ga ___ voet naar de supermarkt vanavond.)

Le preposizioni di luogo in italiano: een overzicht

In deze les leer je hoe je verschillende Italiaanse voorzetsels gebruikt om beweging en locatie aan te geven. De focus ligt op veelvoorkomende combinaties zoals andare + in, andare + a, per, da en verso. Dit zijn basisbegrippen op A1 niveau die essentieel zijn om je eigen reis- en locatie-uitspraken te maken.

Belangrijke voorzetsels en hun gebruik

  • Andare + in: gebruik je bij landen, regio's, vervoermiddelen en gesloten ruimtes. Bijvoorbeeld: "Vado in macchina" (Ik ga met de auto) of "Andiamo in stazione" (We gaan naar het station).
  • Andare + a: gebruik je voor steden, specifieke plekken, evenementen of huis. Bijvoorbeeld: "Vai a Roma" (Je gaat naar Rome) of "Andiamo a cena" (We gaan naar het diner).
  • Andare + verso: geeft een algemene of ruwe bewegingsrichting aan, zoals "Andiamo verso la stazione" (We gaan richting het station).
  • Da: drukt herkomst of afkomst uit, bijvoorbeeld "Vengo da Milano" (Ik kom uit Milaan).
  • Per: wordt gebruikt voor bestemming of om via een plek te gaan, bijvoorbeeld "Questo biglietto è per Roma" (Dit kaartje is voor Rome) of "Passo per il parco" (Ik ga door het park).

Opmerkingen over het Nederlands versus Italiaans

In het Nederlands worden ook voorzetsels gebruikt om richting of herkomst aan te geven, zoals "naar" voor bestemming en "uit" voor herkomst. Een belangrijk verschil is het gebruik van in bij vervoermiddelen in het Italiaans, zoals "in macchina" (met de auto), terwijl men in het Nederlands zegt "met de auto". Ook wordt "a piedi" gebruikt om te zeggen "te voet gaan" – dit verschilt van het Nederlandse "lopen naar" of "gaan te voet".

Hier enkele nuttige Italiaanse uitdrukkingen met hun Nederlandse equivalenten:
andare in stazione – naar het station gaan
andare a Roma – naar Rome gaan
vengo da Milano – ik kom uit Milaan
per Roma – naar Rome (bestemming)
a piedi – te voet

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Fabio Pirioni

Bachelor in de geesteswetenschappen

University of Udine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 00:19