10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben
Leren argumenteren, ontdek in deze video hoe jij de beste argumenten naar boven haalt tijdens onderhandeling.
Lernen zu argumentieren, entdecke in diesem Video, wie du die besten Argumente während einer Verhandlung hervorgehst.

Übung 1: Hörverstehen

Anleitung: Sieh dir das Video an und erkenne den Wortschatz. Beantworte dann die Fragen unten.

Wort Übersetzung
Debatteren Debattieren
De argumenten Die Argumente
Het debat Die Debatte
De tegenstander Der Gegner
Een argument weerleggen Ein Argument widerlegen
Het oneens zijn Nicht einverstanden sein
De argumentatie Die Argumentation
Overtuigen Überzeugen
Argumenteren Argumentieren
Bij een debat gaat het om goede argumenten. (Bei einer Debatte kommt es auf gute Argumente an.)
Denk goed na over wat je wilt zeggen. (Überlege dir genau, was du sagen willst.)
Kies drie sterke argumenten en leg ze duidelijk uit. (Wähle drei starke Argumente und erläutere sie klar.)
Probeer argumenten te gebruiken die de ander niet verwacht. (Versuche Argumente zu bringen, die dein Gegenüber nicht erwartet.)
Tijdens het debat is het belangrijk goed te luisteren. (Während der Debatte ist es wichtig, gut zuzuhören.)
Als je het niet eens bent, leg dan rustig uit waarom. (Wenn du nicht einverstanden bist, erkläre ruhig, warum.)
Je kunt ook een argument weerleggen met een beter voorbeeld. (Du kannst ein Argument auch mit einem besseren Beispiel entkräften.)
Gebruik korte en duidelijke zinnen tijdens het gesprek. (Verwende kurze und klare Sätze während des Gesprächs.)
Zo begrijpt iedereen jouw mening beter. (So versteht jeder deine Meinung besser.)
En vergeet niet: een goed debat is ook leuk! (Und vergiss nicht: Eine gute Debatte macht auch Spaß!)

Übung 2: Dialog

Anleitung: Lesen Sie den Dialog und beantworten Sie die Fragen.

Een internationaal team, onder projectleider Hendrik, overlegt over een nieuw projectplan.

Ein internationales Team unter der Projektleitung von Hendrik berät über einen neuen Projektplan.
1. Hendrik : Ik wil morgen met het team over het projectplan praten. (Ich möchte morgen mit dem Team über den Projektplan sprechen.)
2. Roos: Goed idee, maar bedenk eerst sterke argumenten voor jouw mening. (Gute Idee, aber überlege zuerst starke Argumente für deine Meinung.)
3. Hendrik : Ik heb mijn plan al uitgelegd. Mijn voorstel is goedkoper en flexibeler, dat zal ze overtuigen. (Ich habe meinen Plan schon erklärt. Mein Vorschlag ist günstiger und flexibler, das wird sie überzeugen.)
4. Roos: Daar ben ik het niet helemaal mee eens, jouw plan kost ook veel tijd. (Damit bin ich nicht ganz einverstanden, dein Plan kostet auch viel Zeit.)
5. Hendrik : Ik denk dat ik dat argument morgen kan weerleggen. (Ich denke, dass ich dieses Argument morgen widerlegen kann.)
6. Roos: Dat is goed, ik denk zeker dat we een compromis zullen vinden. (Das ist gut, ich denke sicher, dass wir einen Kompromiss finden werden.)
7. Hendrik : Ja, soms is een klein compromis beter dan blijven discussiëren. (Ja, manchmal ist ein kleiner Kompromiss besser, als weiter zu diskutieren.)
8. Roos: Ik denk dat het een interessant gesprek wordt. (Ich denke, es wird ein interessantes Gespräch werden.)

Übung 3: Fragen zum Text

Anleitung: Lies den obigen Text und wähle die richtige Antwort aus.

1. Wat wil Hendrik morgen met het team doen?

(Was möchte Hendrik morgen mit dem Team tun?)

2. Waar vraagt Roos Hendrik aan te denken voordat hij gaat debatteren?

(Woran bittet Roos Hendrik zu denken, bevor er debattiert?)

3. Wat vindt Roos van Hendriks plan?

(Was hält Roos von Hendriks Plan?)

4. Wat denkt Hendrik over het sluiten van een compromis?

(Was denkt Hendrik über das Eingehen eines Kompromisses?)

Übung 4: Offene Gesprächsfragen

Anleitung: Beantworte die Fragen und korrigiere sie mit deinem Lehrer.

  1. Welke argumenten gebruik jij om jouw mening te overtuigen tijdens een debat op het werk?
    2. Welche Argumente verwendest du, um deine Meinung während einer Debatte bei der Arbeit zu überzeugen?
  2. Hoe reageer jij als een collega het niet eens is met jouw voorstel tijdens een vergadering?
    3. Wie reagierst du, wenn ein Kollege deinem Vorschlag während einer Besprechung nicht zustimmt?
  3. Kun je een situatie beschrijven waarin je een compromis moest sluiten? Wat vond jij daarvan?
    4. Kannst du eine Situation beschreiben, in der du einen Kompromiss eingehen musstest? Wie hast du das empfunden?
  4. Hoe bereid jij je voor op een gesprek waarin je jouw standpunt duidelijk moet uitleggen en verdedigen?
    5. Wie bereitest du dich auf ein Gespräch vor, in dem du deinen Standpunkt klar erklären und verteidigen musst?