De video toont een koppel dat problemen ervaart bij hun geboekte vakantiekamer, namelijk: verwachtingen versus realiteit. Als ze bij de kamer aankomen, komt de Nederlandse directheid naar voren: Nederlanders zeggen vaak meteen eerlijk als iets niet klopt.
Il video mostra una coppia che affronta problemi con la stanza prenotata per le vacanze, cioè: aspettative versus realtà. Quando arrivano alla stanza, emerge la franchezza olandese: gli olandesi spesso dicono subito sinceramente se qualcosa non va.

Esercizio 1: Comprensione orale

Istruzione: Guarda il video e riconosci il vocabolario. Poi rispondi alle domande qui sotto.

Parola Traduzione
Het zwembad La piscina
Het probleem Il problema
De verkeerde kamer La stanza sbagliata
De sleutels Le chiavi
Een kamer inspecteren Ispezionare una stanza
Heel ouderwets Molto antiquato
Het probleem oplossen Risolvere il problema
Welkom in het hotel. (Benvenuto in hotel.)
Ik heb een kamer gereserveerd, maar ik heb een probleem. (Ho prenotato una camera, ma ho un problema.)
De kamer is niet schoon. (La camera non è pulita.)
Er ligt stof op de meubels en de badkamer is ook niet schoon. (C'è polvere sui mobili e anche il bagno non è pulito.)
Kunt u mij alsjeblieft een andere kamer geven? (Potrebbe per favore darmi un'altra camera?)
De andere kamer is beter, maar het bed is te klein. (L'altra camera è migliore, ma il letto è troppo piccolo.)
Heeft u misschien een kamer met een groter bed? (Per caso ha una camera con un letto più grande?)
Ja, dat is goed, bedankt voor uw hulp. (Sì, va bene, grazie per il suo aiuto.)
Kunt u ook het ontbijtservice uitleggen? (Può anche spiegarmi il servizio colazione?)
Het ontbijt is tussen 7 en 10 uur in de ontbijtruimte. (La colazione è servita dalle 7 alle 10 nella sala colazioni.)
Dank u wel, dat is duidelijk. (Grazie, è chiaro.)
Als ik nog iets nodig heb, mag ik dan naar de receptie komen? (Se avessi ancora bisogno di qualcosa, posso rivolgermi alla reception?)
Natuurlijk, wij helpen u graag! (Certamente, siamo qui per aiutarla!)

Esercizio 2: Dialogo

Istruzione: Leggi il dialogo e rispondi alle domande.

Achter de Hoteldeuren: niet zo zorgeloos.

Dietro le porte dell'hotel: non così spensierato.
1. Hij: Zullen we het dit weekend gezellig maken? (Zullen we het dit weekend gezellig maken?)
2. Zij : Goed idee! (Goed idee!)
3. Hij: Oké, dan zien we elkaar maandag weer. (Oké, dan zien we elkaar maandag weer.)
4. Zij : Wat lief van jou. Misschien kunnen we naar een hotel gaan? (Wat lief van jou. Misschien kunnen we naar een hotel gaan?)
5. Hij: Wil je dat echt? De vorige keer hadden we zoveel problemen. (Wil je dat echt? De vorige keer hadden we zoveel problemen.)
6. Zij : Ja, dat klopt. Toen we wilden inchecken was er geen kamer vrij. (Ja, dat klopt. Toen we wilden inchecken was er geen kamer vrij.)
7. Hij: Maar de receptie was wel heel behulpzaam. (Maar de receptie was wel heel behulpzaam.)
8. Zij : Ja, we kregen toen een suite met balkon en uitzicht op zee, en dat voor dezelfde prijs. (Ja, we kregen toen een suite met balkon en uitzicht op zee, en dat voor dezelfde prijs.)
9. Hij: Toen kregen we de verkeerde sleutel en moesten we terug naar de balie. (Toen kregen we de verkeerde sleutel en moesten we terug naar de balie.)
10. Zij : En toen dat opgelost was, maakten de buren heel veel lawaai. (En toen dat opgelost was, maakten de buren heel veel lawaai.)
11. Hij: We meldden het bij de receptie, maar zij gaven ons koptelefoons als oplossing. (We meldden het bij de receptie, maar zij gaven ons koptelefoons als oplossing.)
12. Zij : Dat was me wat. Laten we dan maar gezellig thuisblijven. (Dat was me wat. Laten we dan maar gezellig thuisblijven.)

Esercizio 3: Domande sul testo

Istruzione: Leggi il testo sopra e scegli la risposta corretta.

1. Waarom wilden zij misschien naar een hotel gaan?

(Perché forse volevano andare in un hotel?)

2. Wat was het eerste probleem dat zij bij het hotel hadden?

(Qual è stato il primo problema che hanno avuto all'hotel?)

3. Hoe loste de receptie het probleem van de kamer op?

(Come ha risolto la reception il problema della camera?)

4. Wat kreeg het koppel als oplossing voor het lawaai van de buren?

(Cosa ha ricevuto la coppia come soluzione per il rumore dei vicini?)

Esercizio 4: Domande per iniziare una conversazione

Istruzione: Rispondi alle domande e correggi con il tuo insegnante.

  1. Wat vind je belangrijk om te controleren bij het inchecken in een hotel?
  2. Cosa trovi importante controllare al momento del check-in in un hotel?
  3. Heb je ooit een probleem gehad met een hotelkamer? Wat is er toen gebeurd?
  4. Hai mai avuto un problema con una camera d'albergo? Cosa è successo allora?
  5. Welke oplossing zou jij vragen als er veel lawaai is in de buurt van je hotelkamer?
  6. Quale soluzione chiederesti se ci fosse molto rumore vicino alla tua camera d'albergo?
  7. Waarom is het belangrijk om problemen bij de receptie te melden?
  8. Perché è importante segnalare i problemi alla reception?