Czy wiesz co twój kot próbuje ci powiedzieć? Zobacz jak rozumieć sygnały i emocje Twojego pupila,
Weet je wat je kat je probeert te vertellen? Bekijk hoe je de signalen en emoties van je huisdier kunt begrijpen.

Oefening 1: Luistervaardigheid

Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

Woord Vertaling
Bezpiecznie Veilig
Spokojnie Rustig
Bliskość Nabijheid
Ciepło Warmte
Uwaga Let op
Miłość Liefde
Czy wiesz, co twój kot chce ci powiedzieć? (Weet je wat je kat je probeert te vertellen?)
Badania mówią, że koty tworzą bliską więź z opiekunem. (Onderzoek toont aan dat katten een hechte band met hun verzorger vormen.)
Ta więź przypomina więź dziecka z rodzicem. (Die band lijkt op de band tussen een kind en een ouder.)
Kot mruczy, kiedy czuje się bezpiecznie. (Een kat spint wanneer hij zich veilig voelt.)
Ociera się o ciebie i zostawia swój zapach. (Hij strijkt langs je en laat zijn geur achter.)
Mruganie kota oznacza, że mu się podobasz. (Knipperen bij katten betekent dat ze je aardig vinden.)
Kot chodzi za tobą krok w krok, bo chce być blisko ciebie. (Een kat loopt je overal na omdat hij dicht bij je wil zijn.)

Begripsvragen:

  1. Jak badania opisują relację (więź) między kotem a jego opiekunem?

    (Hoe beschrijven onderzoeken de relatie (band) tussen een kat en zijn baasje?)

  2. Co oznacza, kiedy kot mruczy i ociera się o ciebie?

    (Wat betekent het wanneer een kat spint en zich tegen je aandrukt?)

  3. Jakie zachowanie kota pokazuje, że chce być blisko swojego opiekuna?

    (Welk gedrag van een kat laat zien dat hij graag bij zijn verzorger wil zijn?)

Oefening 2: Dialoog

Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.

Jak rozumieć emocje i radzić sobie w nerwowych sytuacjach.

Emoties begrijpen en omgaan met stressvolle situaties
1. Wiktor: Jestem bardzo zdenerwowany przed jutrzejszym spotkaniem z szefem. (Ik ben erg nerveus voor de bijeenkomst met mijn baas morgen.)
2. Karolina: Naprawdę? To już jutro? Nie przejmuj się, stres to normalne uczucie w takich sytuacjach. (Echt? Is het al morgen? Maak je geen zorgen, zenuwen zijn een normale reactie in zulke situaties.)
3. Wiktor: Boję się, że nie pójdzie mi dobrze. Bardzo chcę dostać ten awans. (Ik ben bang dat het niet goed zal gaan. Ik wil die promotie heel graag krijgen.)
4. Karolina: Poradzisz sobie. Najważniejsze to być pewnym siebie, spokojnym i profesjonalnym. (Je redt het wel. Het belangrijkste is zelfverzekerd, rustig en professioneel te blijven.)
5. Wiktor: Łatwo powiedzieć, trudniej zrobić. Kiedy jestem zdenerwowany, drżą mi ręce. (Makkelijk gezegd, moeilijker gedaan. Als ik nerveus ben, trillen mijn handen.)
6. Karolina: Spróbuj oddychać powoli i uśmiechać się lekko. (Probeer rustig en diep adem te halen en licht te glimlachen.)
7. Wiktor: A co zrobić z tym drżeniem rąk? Masz jakiś pomysł? (En wat doe je tegen dat handtrillen? Heb je een idee?)
8. Karolina: Spokojnie, trzymaj ręce na kolanach, wtedy nikt tego nie zauważy. (Rustig aan — leg je handen op je schoot, dan valt het minder op.)
9. Wiktor: Dobrze, spróbuję twoich rad. Trzymaj za mnie kciuki! (Oké, ik ga jouw advies proberen. Duim voor me!)
10. Karolina: Będzie dobrze! Kiedy zaczniesz mówić o nowej pracy, stres zniknie. (Het komt goed! Zodra je begint te praten over de nieuwe functie, zal de spanning minder worden.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Dlaczego Wiktor jest zdenerwowany?

(Waarom is Wiktor zenuwachtig?)

2. Jaką emocję ma Wiktor przed spotkaniem?

(Welke emotie voelt Wiktor vlak voor de afspraak?)

3. Co radzi Karolina, kiedy Wiktor jest zdenerwowany?

(Wat raadt Karolina aan als Wiktor zenuwachtig is?)

4. Co Wiktorowi dzieje się z rękami, kiedy jest zdenerwowany?

(Wat gebeurt er met Wiktors handen wanneer hij zenuwachtig is?)

5. Jaki jest praktyczny sposób Karoliny na drżenie rąk podczas rozmowy?

(Wat is Karolina’s praktische manier om het trillen van de handen tijdens het gesprek te verminderen?)

6. Co Karolina mówi o stresie przed takim spotkaniem?

(Wat zegt Karolina over stress voor zo’n afspraak?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.

  1. Jak ty się czujesz przed ważnym spotkaniem w pracy, na przykład z szefem? Opisz to jednym–dwoma zdaniami.
  2. Hoe voel je je vóór een belangrijk gesprek op het werk, bijvoorbeeld met je baas? Beschrijf dit in één of twee zinnen.
  3. Co robisz, kiedy jesteś bardzo zdenerwowany lub zestresowany? Podaj 1–2 proste sposoby.
  4. Wat doe je als je erg zenuwachtig of gestrest bent? Noem 1–2 eenvoudige manieren.
  5. Opowiedz o ostatniej sytuacji, kiedy byłeś bardzo szczęśliwy albo bardzo smutny. Co się stało?
  6. Vertel over de laatste situatie waarin je heel gelukkig of heel verdrietig was. Wat gebeurde er toen?
  7. Wyobraź sobie ważną rozmowę o awansie. Jak chcesz się czuć na tym spotkaniu i co robisz, żeby być spokojnym?
  8. Stel je een belangrijk gesprek over een promotie voor. Hoe zou je je tijdens dat gesprek willen voelen en wat doe je om rustig te blijven?