- Tijdsbepalingen geven het moment, het begin, het einde of de duur van een bepaalde periode aan.
- Ze worden gecombineerd met verschillende naamvallen, afhankelijk van het voorzetsel.
Przyimek (voorzetsel) | Przykład (Voorbeeld) |
---|---|
w | W poniedziałek idę do pracy. (Op maandag ga ik naar mijn werk.) |
za | Za godzinę mam egzamin. (Over een uur heb ik een examen.) |
od | Od rana jestem w biurze. (Vanaf morgen ben ik op kantoor.) |
do | Pracuję do piątej. (Ik werk tot vijf uur.) |
przez | Przez cały tydzień mam wolne. (Door de hele week heb ik vrij.) |
przed | Przed snem czytam książkę. (Voor het slapen lees ik een boek.) |
po | Po obiedzie robię drzemkę. (Na lunch doe ik een dutje.) |
o | Mam spotkanie o 10 rano. (Ik heb een afspraak om 10 uur 's ochtends.) |
Oefening 1: Przyimki czasu
Instructie: Vul het juiste woord in.
w, Za, Od, do, Przez, Przed, Po, o
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. W ___ pracuję w biurze.
(Op ___ werk ik op kantoor.)2. ___ godzinę mam spotkanie.
(___ een uur heb ik een afspraak.)3. ___ rana piję kawę.
(___ de ochtend drink ik koffie.)4. Pracuję ___ piątej.
(Ik werk ___ vijf uur.)5. ___ cały tydzień mam urlop.
(___ de hele week heb ik vakantie.)6. ___ snem czytam książkę.
(___ het slapen lees ik een boek.)