Ben jij mee in de mode-industrie? De video geeft je een korte terugblik op mode doorheen de tijd.
Czy jesteś na bieżąco w branży mody? Ten film daje krótki przegląd mody na przestrzeni czasu.

Ćwiczenie 1: Rozumienie ze słuchu

Instrukcja: Obejrzyj wideo i rozpoznaj słownictwo. Następnie odpowiedz na poniższe pytania.

Słowo Tłumaczenie
de spijkerbroek dżinsy
de mode-industrie przemysł modowy
de werkbroek spodnie robocze
de modeklassieker modowy klasyk
de kleding odzież
de mode moda
de functionele kleding odzież funkcjonalna
Vroeger droegen mensen kleding vooral om zich te beschermen. (Dawniej ludzie nosili ubrania głównie po to, by się chronić.)
Als het koud was, gebruikten ze dierenhuiden om warm te blijven. (Gdy było zimno, używali skór zwierząt, żeby się ogrzać.)
Kleding was toen vooral praktisch en noodzakelijk. (Ubrania wtedy były przede wszystkim praktyczne i niezbędne.)
Later kwam de naaimachine, waardoor mensen sneller kleren konden maken. (Później pojawiła się maszyna do szycia, dzięki której ludzie mogli szybsze szycie ubrań.)
Kleding werd daardoor goedkoper en meer mensen konden het kopen. (Dzięki temu ubrania stały się tańsze i więcej osób mogło je kupić.)
Zo ontstond de mode-industrie. (W ten sposób rozwinął się przemysł mody.)
De spijkerbroek werd een bekend kledingstuk in de mode. (Dżinsy stały się rozpoznawalnym elementem mody.)
Het was eerst een werkbroek, maar nu is het een klassieker in de mode. (Początkowo były roboczymi spodniami, a dziś są klasyką.)
Kleding is niet alleen om warm te blijven. (Ubrania nie służą tylko do ogrzewania.)
Het laat ook zien wie je bent en wat je mooi vindt. (Pokazują też, kim jesteś i co ci się podoba.)

Ćwiczenie 2: Dialog

Instrukcja: Przeczytaj dialog i odpowiedz na pytania.

Twee vrienden zoeken een goede modeklassieker in een kledingwinkel en houden elkaar op de hoogte van modenieuws.

Dwóch przyjaciół szuka dobrego klasycznego elementu mody w sklepie odzieżowym i informuje się nawzajem o nowościach modowych.
1. Guus: Leuk dat je mee wilt shoppen. Ik zoek iets casual om op kantoor te dragen. (Fijn dat je mee wilt winkelen. Ik zoek iets casual om op kantoor te dragen.)
2. Willemijn: Ik vind deze broek heel mooi. Misschien kunnen we een spijkerbroek zoeken. (Ik vind deze broek erg mooi. Misschien kunnen we een spijkerbroek zoeken.)
3. Guus: Ja, de spijkerbroek is een echte modeklassieker. Die kan ik met veel dingen combineren. (Ja, de spijkerbroek is een echte modieklassieker. Die kan ik met veel dingen combineren.)
4. Willemijn: Vind je een donkere kleur beter of liever iets met een vintage look? (Vind je een donkere kleur beter of liever iets met een vintage look?)
5. Guus: Donker past beter bij mijn stijl en dit merk vind ik ook goed. Ik doe deze sokken erbij aan. (Donker past beter bij mijn stijl en dit merk vind ik ook goed. Ik doe deze sokken erbij aan.)
6. Willemijn: Wat een leuke sokken! Deze broek zit ook goed. Wil je hem passen in de paskamer? (Wat een leuke sokken! Deze broek zit ook goed. Wil je hem passen in de paskamer?)
7. Guus: Ja, graag. Welk merk is het? Ik droeg vroeger zo'n werkbroek. (Ja, graag. Welk merk is het? Ik droeg vroeger zo'n werkbroek.)
8. Willemijn: Het is een vintage merk, dat is nu weer helemaal hip. (Het is een vintage merk, dat is nu weer helemaal hip.)
9. Guus: Perfect, deze outfit is goed voor op kantoor. (Perfect, deze outfit is goed voor op kantoor.)
10. Willemijn: Iedereen zal jaloers naar je kijken, deze staat je erg goed! (Iedereen zal jaloers naar je kijken, deze staat je erg goed!)

Ćwiczenie 3: Pytania dotyczące tekstu

Instrukcja: Przeczytaj powyższy tekst i wybierz poprawną odpowiedź.

1. Wat voor soort kleding zoekt Guus om op kantoor te dragen?

(Jakiego rodzaju ubrania szuka Guus do noszenia w biurze?)

2. Waarom kiest Guus voor een donkere spijkerbroek?

(Dlaczego Guus wybiera ciemne dżinsy?)

3. Wat zegt Willemijn over het merk van de broek?

(Co mówi Willemijn o marce spodni?)

4. Wat vindt Willemijn van de sokken die Guus wil aandoen?

(Co Willemijn sądzi o skarpetkach, które Guus chce założyć?)

Ćwiczenie 4: Pytania do otwartej rozmowy

Instrukcja: Odpowiedz na pytania i popraw je z nauczycielem.

  1. Welke kleding draag je het liefst naar je werk en waarom?
  2. Jakie ubrania najchętniej nosisz do pracy i dlaczego?
  3. Wat is jouw favoriete kledingstuk en welke stijl vind je daarbij passen?
  4. Jaki jest twój ulubiony element garderoby i jaki styl do niego pasuje?
  5. Hoe belangrijk is het merk van je kleding voor jou? Leg uit.
  6. Jak ważna jest dla ciebie marka twoich ubrań? Wyjaśnij.
  7. Draag je graag vintage kleding? Waarom wel of niet?
  8. Czy lubisz nosić ubrania vintage? Dlaczego tak lub dlaczego nie?