Woordenschat (17) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Esercizio 1: Gespreksoefening
Istruzione:
- Beschrijf met behulp van de afbeeldingen wat je op de luchthaven en in het vliegtuig moet doen. (Met behulp van de foto's beschrijf wat je moet doen op het vliegveld en in het vliegtuig.)
- Vind je het leuk om te vliegen? Waarom wel of niet? (Hou je van vliegen? Waarom of waarom niet?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Devi ottenere il tuo biglietto al banco del check-in. Je moet je ticket bij de incheckbalie halen. |
È necessario passare attraverso il controllo di sicurezza. Het is noodzakelijk om de veiligheidscontrole te doorlopen. |
In aereo devi usare la cintura di sicurezza. In het vliegtuig moet je je veiligheidsgordel gebruiken. |
Non mi piace volare perché il controllo di sicurezza richiede sempre così tanto tempo. Ik hou er niet van om te vliegen omdat de veiligheidscontrole altijd zo lang duurt. |
Mi piace andare in aereo perché è così veloce. Ik ga graag met het vliegtuig omdat het zo snel is. |
Non mi piacciono i sedili dell'aereo. Non sono comodi. Ik houd niet van de vliegtuigstoelen. Ze zijn niet comfortabel. |
L'assistente di volo sta mostrando le istruzioni di sicurezza. De steward laat de veiligheidsinstructies zien. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Io ______ il check-in online la sera prima del volo.
(Ik ______ in online de avond voor de vlucht.)2. Tu ______ il passaporto all’agente di sicurezza.
(Jij ______ je paspoort aan de veiligheidsagent.)3. L’assistente di volo ______ le istruzioni per la sicurezza.
(L’assistente di volo ______ le istruzioni per la sicurezza.)4. Noi ______ sempre la cintura di sicurezza durante il volo.
(Noi ______ sempre la cintura di sicurezza durante il volo.)Oefening 4: Op het vliegveld voor de vlucht
Instructie:
Werkwoordschema's
Arrivare - Aankomen
Presente
- io arrivo
- tu arrivi
- lui/lei arriva
- noi arriviamo
- voi arrivate
- loro arrivano
Portare - Nemen
Presente
- io porto
- tu porti
- lui/lei porta
- noi portiamo
- voi portate
- loro portano
Preferire - De voorkeur geven aan
Presente
- io preferisco
- tu preferisci
- lui/lei preferisce
- noi preferiamo
- voi preferite
- loro preferiscono
Passare - Gaan
Presente
- io passo
- tu passi
- lui/lei passa
- noi passiamo
- voi passate
- loro passano
Spiegare - Uitleggen
Presente
- io spiego
- tu spieghi
- lui/lei spiega
- noi spieghiamo
- voi spiegate
- loro spiegano
Guardare - Kijken
Presente
- io guardo
- tu guardi
- lui/lei guarda
- noi guardiamo
- voi guardate
- loro guardano
Annunciare - Aankondigen
Presente
- io annuncio
- tu annunci
- lui/lei annuncia
- noi annunciamo
- voi annunciate
- loro annunciano
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.