A2.40: Kantoor en vergaderingen

Ufficio e riunioni

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Durante la riunione, io ______ che il nostro progetto sia importante per l'azienda.

(Tijdens de vergadering, ik ______ dat ons project belangrijk is voor het bedrijf.)

2. Se tu ______ più tempo, potremmo discutere meglio le idee.

(Als jij ______ meer tijd had, zouden we de ideeën beter kunnen bespreken.)

3. Non ______ tardi alla riunione, è importante essere puntuali.

(Niet ______ te laat bij de vergadering, het is belangrijk om op tijd te zijn.)

4. È fondamentale che voi ______ le scadenze per evitare problemi con il cliente.

(Het is essentieel dat jullie ______ de deadlines om problemen met de klant te vermijden.)

Oefening 3: Discussie op kantoor

Instructie:

Ieri, durante la riunione, io (Proporre - Passato prossimo) un nuovo progetto al team. Marco non (Essere - Imperfetto) d'accordo con la mia idea e (Suggerire - Passato prossimo) un'alternativa. Noi però (Credere - Presente) che sia importante ascoltare tutte le opinioni prima di decidere. Alla fine, il capo di solito (Prendere - Presente) la decisione finale dopo aver valutato i suggerimenti di tutti.


Gisteren, tijdens de vergadering, heb ik een nieuw project voorgesteld aan het team. Marco was het niet eens met mijn idee en stelde een alternatief voor. Wij geloven echter dat het belangrijk is om alle meningen te horen voordat er een beslissing wordt genomen. Uiteindelijk neemt de baas meestal de eindbeslissing nadat hij alle suggesties heeft beoordeeld.

Werkwoordschema's

Proporre - Voorstellen

Passato prossimo

  • io ho proposto
  • tu hai proposto
  • lui/lei ha proposto
  • noi abbiamo proposto
  • voi avete proposto
  • loro hanno proposto

Essere - Zijn

Imperfetto

  • io ero
  • tu eri
  • lui/lei era
  • noi eravamo
  • voi eravate
  • loro erano

Suggerire - Voorstellen

Passato prossimo

  • io ho suggerito
  • tu hai suggerito
  • lui/lei ha suggerito
  • noi abbiamo suggerito
  • voi avete suggerito
  • loro hanno suggerito

Credere - Geloven

Presente

  • io credo
  • tu credi
  • lui/lei crede
  • noi crediamo
  • voi credete
  • loro credono

Prendere - Nemen

Presente

  • io prendo
  • tu prendi
  • lui/lei prende
  • noi prendiamo
  • voi prendete
  • loro prendono

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏