Il video ti spiega come iniziare a fare campeggio spendendo pochi soldi per l'attrezzatura.
De video legt je uit hoe je kunt beginnen met kamperen door weinig geld uit te geven aan de uitrusting.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
il campeggio kamperen
la tenda de tent
il materasso de luchtmatras
il sacco a pelo de slaapzak
il cuscino het kussen
lo zaino de rugzak

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Luca e Alessandra decidono cosa portare per un campeggio e quali attività fare.

Luca en Alessandra beslissen wat ze meenemen voor een kampeertrip en welke activiteiten ze gaan doen.
1. Luca: Hai già preparato tutto per il campeggio di questo weekend? (Heb je alles al klaargemaakt voor het weekendkamperen?)
2. Alessandra: Più o meno, mi servono ancora un paio di cose che non trovo. (Min of meer, ik heb nog een paar dingen nodig die ik niet kan vinden.)
3. Luca: Cosa ti manca? (Wat mis je?)
4. Alessandra: Devo comprare un sacco a pelo e una coperta adatti per il campeggio. (Ik moet een slaapzak en een deken kopen die geschikt zijn voor het kamperen.)
5. Luca: Va bene, puoi andare alla Decathlon: lì ci sono sacchi a pelo economici che vanno bene per il campeggio. (Oké, je kunt naar Decathlon gaan: daar hebben ze goedkope slaapzakken die goed zijn voor het kamperen.)
6. Alessandra: Ok, grazie mille! Tu porti la tenda, vero? (Oké, heel erg bedankt! Jij neemt de tent mee, toch?)
7. Luca: Sì, ho una tenda abbastanza grande per noi due. Porto anche il materassino e la coperta. (Ja, ik heb een tent die groot genoeg is voor ons twee. Ik neem ook het matje en de deken mee.)
8. Alessandra: Perfetto! La sera possiamo osservare le stelle: così impari a riconoscere le costellazioni. (Perfect! 's Avonds kunnen we de sterren bekijken: zo leer je de sterrenbeelden herkennen.)
9. Luca: Sì certo grazie! So solo che la stella polare è a Nord. Però vorrei anche fare un trekking. (Ja zeker bedankt! Ik weet alleen dat de Poolster in het noorden staat. Maar ik zou ook willen gaan wandelen.)
10. Alessandra: Non ti preoccupare, se vieni con me a osservare le stelle ti accompagno anche al trekking di cui mi hai parlato. (Maak je geen zorgen, als je met mij mee gaat sterren kijken, breng ik je ook naar de trekking waar je het over had.)
11. Luca: Va bene! Ci sto. (Oké! Ik ben erbij.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Cosa manca ad Alessandra per il campeggio?

(Wat mist Alessandra voor het kamperen?)

2. Chi porta la tenda per il campeggio?

(Wie neemt de tent mee voor het kamperen?)

3. Quale attività propone Alessandra durante il campeggio?

(Welke activiteit stelt Alessandra voor tijdens het kamperen?)

4. Quale attività preferisce fare Luca?

(Welke activiteit doet Luca het liefst?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Quali oggetti porti sempre con te quando vai in campeggio e perché?
  2. Welke voorwerpen neem je altijd mee als je gaat kamperen en waarom?
  3. Come ti organizzi per orientarti quando vai a campeggiare in un posto nuovo?
  4. Hoe organiseer je je om je te oriënteren wanneer je gaat kamperen op een nieuwe plek?
  5. Quali attività all'aperto ti piace fare durante un weekend fuori, come il campeggio?
  6. Welke buitenactiviteiten vind je leuk om te doen tijdens een weekend weg, zoals kamperen?
  7. Racconta un’esperienza piacevole o spiacevole che hai vissuto durante una gita nella natura.
  8. Vertel over een leuke of minder leuke ervaring die je hebt meegemaakt tijdens een uitstapje in de natuur.