Avere un gruppo che funziona bene è fondamentale, ma a volte possono mancare degli elementi che non lo fanno funzionare. Il video spiega quali sono gli elementi che non fanno funzionare un team.
Een groep die goed functioneert is essentieel, maar soms kunnen er elementen ontbreken die het niet laten functioneren. De video legt uit welke elementen ervoor zorgen dat een team niet functioneert.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Il conflitto Het conflict
Una squadra Een team
Il leader di questa squadra De leider van dit team
La fiducia Het vertrouwen
L'impegno De inzet
Le responsabilità De verantwoordelijkheden
I risultati comuni De gemeenschappelijke resultaten
Il confronto De confrontatie

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Dialogo tra capo e dipendente sui problemi nel lavoro di squadra e le soluzioni pratiche.

Dialoog tussen leidinggevende en medewerker over problemen in teamwork en praktische oplossingen.
1. Il capo: Ho notato che il tuo gruppo non sta andando bene. (Ik heb gemerkt dat jouw groep het niet zo goed doet.)
2. Gloria: Sì, è vero. Alcuni di noi non si aiutano abbastanza, penso che manchi la fiducia. (Ja, dat klopt. Sommige van ons helpen elkaar niet genoeg, ik denk dat het vertrouwen ontbreekt.)
3. Il capo: Capisco, la fiducia è fondamentale in un gruppo di lavoro: quando manca è impossibile lavorare bene. (Ik begrijp het, vertrouwen is essentieel in een werkgroep: als het ontbreekt, is het onmogelijk om goed te werken.)
4. Gloria: Ed è per questo che non si risolvono i problemi? (En is dat de reden dat problemen niet worden opgelost?)
5. Il capo: Sì, con un clima teso nel gruppo le persone si comportano in maniera più egoista. (Ja, met een gespannen sfeer in de groep gedragen mensen zich meer egoïstisch.)
6. Gloria: Come posso migliorare questa situazione? (Hoe kan ik deze situatie verbeteren?)
7. Il capo: Devi dare l’esempio: sii una persona che supporta, che è d’aiuto e anche gli altri ti seguiranno. (Je moet het goede voorbeeld geven: wees een persoon die steun biedt, die behulpzaam is, en dan zullen anderen je volgen.)
8. Gloria: E così si costruirà la fiducia tra i membri del gruppo? (En zo wordt er vertrouwen opgebouwd tussen de groepsleden?)
9. Il capo: Sì, ci vorrà tempo, però vedrai che i problemi diminuiranno e sarai più rispettata. (Ja, dat kost tijd, maar je zult zien dat de problemen minder worden en dat je meer gerespecteerd zult worden.)
10. Gloria: Dovremmo fare una riunione con il tuo gruppo per parlare di questi problemi. (We zouden een vergadering moeten houden met jouw groep om over deze problemen te praten.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Qual è il problema principale nel team di Gloria?

(Wat is het belangrijkste probleem in Gloria's team?)

2. Cosa succede quando il clima nel gruppo è teso?

(Wat gebeurt er als de sfeer in de groep gespannen is?)

3. Come può Gloria migliorare la situazione nel suo team?

(Hoe kan Gloria de situatie in haar team verbeteren?)

4. Cosa succederà se Gloria segue il consiglio del capo?

(Wat zal er gebeuren als Gloria het advies van de baas opvolgt?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Perché è importante supportarsi in un gruppo di lavoro?
  2. Waarom is het belangrijk om elkaar te ondersteunen in een werkgroep?
  3. Come si può migliorare la comunicazione tra i membri di un team?
  4. Hoe kan de communicatie tussen de leden van een team worden verbeterd?
  5. Quali qualità deve avere un leader per creare fiducia nel gruppo?
  6. Welke kwaliteiten moet een leider hebben om vertrouwen in de groep op te bouwen?
  7. Racconta un'esperienza in cui hai collaborato bene con i tuoi colleghi; cosa ha aiutato a raggiungere il successo?
  8. Vertel over een ervaring waarin je goed samenwerkte met je collega's; wat heeft geholpen om succes te bereiken?