Leer in deze les de Italiaanse indirecte voornaamwoorden als mi, ti en gli, die aangeven aan wie een actie gericht is, zoals in 'Il receptionist mi parla' en 'Gli do la chiave'.
  1. De indirecte voornaamwoorden beantwoorden op de vragen 'aan wie?, aan wat?'.
Significato (Betekenis)Esempio (Voorbeeld)
Mi (Me)Il receptionist mi parla (De receptionist spreekt met mij)
Ti (Je)Il receptionist ti spiega tutto (De receptionist legt je alles uit)
Gli (Hem)Gli do la chiave (Ik geef hem de sleutel)
Le (De)Le spiego il problema (U legt het probleem uit)
Ci (Ons)Il receptionist ci mostra la stanza (De receptionist laat ons de kamer zien)
Vi (Jullie)L'impiegata vi offre aiuto (De medewerkster biedt je hulp aan)
Loro (Hun)Do le chiavi a loro (Ik geef de sleutels aan hen)

Uitzonderingen!

  1. 'Loro' wordt nooit voor de werkwoord gebruikt.

Oefening 1: I pronomi oggetto indiretto

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

le, loro, ti, gli, mi, dirle, ci

1. A loro:
Le valigie sono pronte, ... possono prenderle.
(De koffers zijn klaar, zij kunnen ze meenemen.)
2. Dire, a ler:
Puoi spiegare il problema a lei? Puoi ... ora.
(Kun je het probleem aan haar uitleggen? Je kunt het haar nu zeggen.)
3. A lei:
La signora è nuova, ... spieghiamo tutto.
(De mevrouw is nieuw, we leggen haar alles uit.)
4. A me:
Il receptionist ... dà subito una risposta.
(De receptionist geeft me onmiddellijk een antwoord.)
5. A lui:
Il cliente è preoccupato, ... parlo subito.
(De klant is bezorgd, ik spreek hem meteen aan.)
6. A loro:
Il messaggio è importante, voglio dire ... subito.
(De boodschap is belangrijk, ik wil het hen meteen zeggen.)
7. A te:
Il direttore ... invia un messaggio ora.
(De directeur stuurt je nu een bericht.)
8. A noi:
Il portiere ... mostra dove andare ora.
(De doelman laat ons nu zien waar we heen moeten gaan.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste zin met directe of indirecte voornaamwoorden in typische situaties tijdens een verblijf in een hotel.

1.
De juiste volgorde is het voornaamwoord vóór het werkwoord zonder ze te onderbreken.
Het indirecte voornaamwoord moet voor het werkwoord staan, niet erna.
2.
Het directe voornaamwoord moet het vervoegde werkwoord voorafgaan, niet erna komen.
Hoewel grammaticaal correct, is het in oefencontext niet de meest directe vorm die wordt gevraagd; daarnaast wordt het vermijden van het voornaamwoord gescheiden van het onderwerp geprefereerd om de positie te versterken.
3.
Het indirecte voornaamwoord moet het werkwoord voorafgaan, niet erna.
De volgorde van het voornaamwoord en het werkwoord is incorrect en de constructie is niet natuurlijk.
4.
Bij een modaal werkwoord gevolgd door een infinitief wordt het voornaamwoord aan het eind van het infinitief toegevoegd, niet vóór het modale werkwoord.
De juiste volgorde is om het voornaamwoord aan het infinitief te koppelen, niet gescheiden te plaatsen tussen het modale werkwoord en de infinitief.

Overzicht van de les: I pronomi oggetto indiretto

In deze les leer je hoe je de indirecte voornaamwoorden in het Italiaans gebruikt. Deze voornaamwoorden geven aan naar wie of voor wie een handeling wordt gedaan.

Waarvoor dienen indirecte voornaamwoorden?

Indirecte voornaamwoorden antwoorden op de vragen "a chi?" (aan wie?) en "a che cosa?" (aan wat?). Ze vervangen dus het zinsdeel dat aangeeft aan wie iets wordt gegeven, verteld of getoond.

Lijst van de belangrijkste indirecte voornaamwoorden met voorbeelden

  • Mi – Il receptionist mi parla
  • Ti – Il receptionist ti spiega tutto
  • GliGli do la chiave
  • LeLe spiego il problema
  • Ci – Il receptionist ci mostra la stanza
  • Vi – L'impiegata vi offre aiuto
  • Loro – Do le chiavi a loro (Let op: loro wordt nooit vóór het werkwoord geplaatst)

Belangrijke tips over plaatsing

Meestal staat het indirecte voornaamwoord vóór het vervoegde werkwoord. Bijvoorbeeld: Il receptionist mi dà la chiave.

Een uitzondering vormt het gebruik van loro, dat altijd na het werkwoord komt.

Verschillen tussen Nederlands en Italiaans

In het Nederlands worden indirecte voornaamwoorden vaak uitgedrukt met voorzetsels zoals aan of voor. Het Italiaans gebruikt hiervoor specifieke voornaamwoorden die direct aan het werkwoord gekoppeld worden. Let er ook op dat in het Italiaans het voornaamwoord meestal voor het werkwoord staat, terwijl het Nederlands een aparte voorzetselgroep gebruikt.

Nuttige woorden en zinnen om mee te oefenen

  • Parlare a qualcuno – spreken met/iemand toespreken
  • Dare qualcosa a qualcuno – iets aan iemand geven
  • Spiegare un problema a qualcuno – iemand een probleem uitleggen
  • Mostrare una stanza a qualcuno – iemand een kamer laten zien
  • Offrire aiuto a qualcuno – iemand hulp aanbieden

Deze uitdrukkingen helpen je om de indirecte voornaamwoorden natuurlijk te gebruiken in allerlei contexten, zoals een hotelverblijf of dagelijkse gesprekken.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Fabio Pirioni

Bachelor in de geesteswetenschappen

University of Udine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 02/09/2025 20:15