In estate, molti Italiani vanno in vacanza in Sud Italia per la bellezza delle spiagge, del mare o per il cibo.
In de zomer gaan veel Italianen op vakantie naar Zuid-Italië vanwege de schoonheid van de stranden, de zee of het eten.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
le mete de bestemmingen
i viaggi de reizen
i parchi de parken
il Mediterraneo de Middellandse Zee
estivo zomerse
le coste de kusten
le isole de eilanden
il mare de zee
le destinazioni de bestemmingen

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Due amici si incontrano casualmente all'aeroporto di Milano Malpensa e parlano delle loro vacanze.

Twee vrienden ontmoeten elkaar toevallig op de luchthaven van Milaan Malpensa en praten over hun vakantie.
1. Pietro: Federica? (Federica?)
2. Federica: Ciao Pietro! Anche tu in partenza? (Hoi Pietro! Gaat jij ook op reis?)
3. Pietro: Sì! Il nostro volo per Napoli parte tra poco, andiamo in Costiera Amalfitana. (Ja! Onze vlucht naar Napels vertrekt binnenkort, we gaan naar de Amalfikust.)
4. Federica: Che bello! Vai dai tuoi zii? (Wat leuk! Ga je naar je oom en tante?)
5. Pietro: Sì, stiamo con loro per i primi quattro giorni, poi andiamo in Cilento per altri cinque giorni. E tu? (Ja, we blijven de eerste vier dagen bij hen, daarna gaan we voor nog vijf dagen naar Cilento. En jij?)
6. Federica: Io vado in Sardegna, dalla mia amica Giulia. Ha una casa vicino alla spiaggia, in Costa Smeralda. (Ik ga naar Sardinië, naar mijn vriendin Giulia. Ze heeft een huis dicht bij het strand, aan de Costa Smeralda.)
7. Pietro: Davvero! Che bella fortuna avere un'amica con la casa lì! (Echt waar! Wat een geluk om een vriendin te hebben met een huis daar!)
8. Federica: Sì, abbiamo voglia di mare e di riposarci un po'. (Ja, we hebben zin in zee en om een beetje uit te rusten.)
9. Pietro: Anch'io. Ho scelto il Cilento perché è tranquillo e non c'è molta gente. (Ik ook. Ik heb voor Cilento gekozen omdat het rustig is en er niet veel mensen zijn.)
10. Federica: Fate anche delle escursioni? (Gaan jullie ook op excursies?)
11. Pietro: Sì, abbiamo già un piccolo programma con una guida turistica. Visiteremo Positano e Amalfi. (Ja, we hebben al een klein programma met een toeristische gids. We zullen Positano en Amalfi bezoeken.)
12. Federica: Che meraviglia! Poi mi racconti tutto quando torni. (Prachtig! Dan vertel je me alles wanneer je terugkomt.)
13. Pietro: Certo! E mandami qualche foto dalla Sardegna. (Natuurlijk! En stuur me wat foto’s van Sardinië.)
14. Federica: Promesso. Buon viaggio, ci sentiamo presto! (Beloofd. Goede reis, we spreken elkaar snel!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Dove va Pietro in vacanza?

(Waar gaat Pietro op vakantie?)

2. Per quanti giorni Pietro resta nel Cilento?

(Hoeveel dagen blijft Pietro in Cilento?)

3. Chi ha una casa vicino alla spiaggia in Costa Smeralda?

(Wie heeft een huis vlakbij het strand aan de Costa Smeralda?)

4. Quali luoghi sono inclusi nell’itinerario di Pietro?

(Welke plaatsen zijn inbegrepen in Pietros reisroute?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Dove ti piacerebbe andare in vacanza e perché?
  2. Waar zou je graag op vakantie willen gaan en waarom?
  3. Qual è il mezzo di trasporto che preferisci usare per arrivare alla tua destinazione?
  4. Wat is het vervoermiddel dat je het liefst gebruikt om je bestemming te bereiken?
  5. Qual è la tua attività preferita quando sei in vacanza al mare o in montagna?
  6. Wat is je favoriete activiteit wanneer je op vakantie bent aan zee of in de bergen?
  7. Hai mai seguito un itinerario con una guida turistica? Racconta la tua esperienza.
  8. Heb je ooit een route gevolgd met een gids? Vertel over je ervaring.