A2.15: De regering en verkiezingen

Il governo e le elezioni

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Esercizio 1: Gespreksoefening

Istruzione:

  1. Wat voor regering heeft jouw land? (Wat voor regering heeft jouw land?)
  2. Bestaat er een koninklijke familie in jouw land? (Bestaat er een koninklijke familie in jouw land?)
  3. Ben je in het leger gegaan? (Ben je naar het leger gegaan?)
  4. Wanneer zijn de verkiezingen? (Wanneer zijn de verkiezingen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il 7 luglio abbiamo votato per un nuovo presidente e governo.

Op 7 juli hebben we gestemd voor een nieuwe president en regering.

Il re è il capo dello stato.

De koning is het staatshoofd.

L'ultimo governo era composto da 3 partiti politici.

De laatste regering bestond uit 3 politieke partijen.

Il governo è controllato dal parlamento e dai giudici.

De regering wordt gecontroleerd door het parlement en rechters.

Ho dovuto andare nell'esercito proprio come tutti i miei amici.

Ik moest naar het leger net als al mijn vrienden.

Non sono andato al servizio militare, ma ho lavorato per un anno in un'organizzazione sociale.

Ik ging niet naar het leger maar ik werkte in plaats daarvan een jaar bij een sociale organisatie.

Il primo ministro è cambiato dalle ultime elezioni.

De premier is veranderd sinds de laatste verkiezingen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Il presidente della Repubblica ______ il governo ogni sette anni.

(De president van de Republiek ______ de regering elke zeven jaar.)

2. I cittadini ______ alle elezioni comunali la domenica.

(De burgers ______ bij de gemeenteraadsverkiezingen op zondag.)

3. Noi ______ tutti al referendum sulla legge elettorale.

(Wij ______ allemaal aan het referendum over de kieswet.)

4. Il sindaco ______ annunciato i risultati delle elezioni ieri sera.

(De burgemeester ______ de verkiezingsuitslagen gisterenavond aangekondigd.)

Oefening 4: De dag van de verkiezingen op het werk

Instructie:

Ieri (Andare - Passato prossimo) al seggio elettorale vicino all'ufficio. Appena (Arrivare - Passato prossimo) , ho visto molti colleghi che (Votare - Passato prossimo) prima di me. Mentre aspettavo, Luca mi ha chiesto se (Capire - Passato prossimo) tutto sul voto elettronico. Gli ho risposto che sì, (Seguire - Passato prossimo) le istruzioni con attenzione. Dopo (Essere - Presente) votato, siamo andati insieme al bar e abbiamo parlato delle elezioni. Luca mi ha detto che la democrazia (Essere - Presente) per tutti noi.


Gisteren ben ik gegaan naar het stembureau vlakbij het kantoor. Zodra ik aankwam , zag ik veel collega’s die al gestemd hadden vóór mij. Terwijl ik wachtte, vroeg Luca me of ik alles begrepen had over het elektronische stemmen. Ik antwoordde hem dat ja, ik had de instructies zorgvuldig gevolgd. Nadat ik gestemd had, gingen we samen naar het café en praatten we over de verkiezingen. Luca vertelde me dat democratie belangrijk is voor ons allemaal.

Werkwoordschema's

Andare - Gaan

Passato prossimo

  • io sono andato/a
  • tu sei andato/a
  • lui/lei è andato/a
  • noi siamo andati/e
  • voi siete andati/e
  • loro sono andati/e

Arrivare - Aankomen

Passato prossimo

  • io sono arrivato/a
  • tu sei arrivato/a
  • lui/lei è arrivato/a
  • noi siamo arrivati/e
  • voi siete arrivati/e
  • loro sono arrivati/e

Votare - Stemmen

Passato prossimo

  • io ho votato
  • tu hai votato
  • lui/lei ha votato
  • noi abbiamo votato
  • voi avete votato
  • loro hanno votato

Capire - Begrijpen

Passato prossimo

  • io ho capito
  • tu hai capito
  • lui/lei ha capito
  • noi abbiamo capito
  • voi avete capito
  • loro hanno capito

Seguire - Volgen

Passato prossimo

  • io ho seguito
  • tu hai seguito
  • lui/lei ha seguito
  • noi abbiamo seguito
  • voi avete seguito
  • loro hanno seguito

Essere - Zijn

Presente

  • io sono
  • tu sei
  • lui/lei è
  • noi siamo
  • voi siete
  • loro sono

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏