Deze les behandelt de Italiaanse directe voornaamwoorden zoals 'mi' (mij), 'ti' (jou), 'lo' (hem/het) en 'la' (haar/het). Leer hoe je ze correct vóór het werkwoord plaatst en aan het eind van een infinitief toevoegt, bijvoorbeeld: "Il receptionist mi vede" en "devo riportarla in reception."
- Het voornaamwoord voorwerp komt vóór de werkwoord.
- De voornaamwoorden lo, la worden l' voor een klinker.
Pronome oggetto (Voornaamwoord lijdend voorwerp) | Esempio (Voorbeeld) |
---|---|
Mi (Mij) | Il receptionist vede meIl receptionist mi vede (De receptionist ziet me) |
Ti (Je) | Il receptionist chiama teIl receptionist ti chiama (De receptionist je belt) |
Lo (Hem) | Risolviamo il problemaLo risolviamo (Lo lossen we op) |
La (Het) | Prendo la chiave alla receptionLa prendo alla reception (La neem ik bij de receptie) |
Ci (Ons) | Il receptionist aiuta noiIl receptionist ci aiuta (De receptionist helpt ons) |
Vi (Vi) | Il receptionist aspetta voiIl receptionist vi aspetta |
Li/le (Ze) | Ora vedo loroLi vedo ora (Ze zie ik nu) |
Uitzonderingen!
- Bij het werkwoord in de infinitief wordt het voornaamwoord aan het einde van het werkwoord toegevoegd. Voorbeeld: "io devo riportare la chiave in reception" -> "devo riportarla in reception".
Oefening 1: I pronomi oggetto diretto
Instructie: Vul het juiste woord in.
mi, ci, li, ti, la, vi, lo
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste zin die de directe of indirecte objectvoornaamwoorden correct gebruikt volgens de uitgelegde regels.