10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie
Martina Hill macht die Comedy-Serie "Knallerfrauen", die viele lustige Szenen aus dem Alltag zeigt. Martina denkt sie lernt nur die Eltern von Alexander kennen, doch Alexanders ganze Familie ist gekommen um sie kennenzulernen.
Martina Hill maakt de comedyserie "Knallerfrauen", die veel grappige scènes uit het dagelijks leven laat zien. Martina denkt dat ze alleen de ouders van Alexander leert kennen, maar de hele familie van Alexander is gekomen om haar te ontmoeten.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Mama Mama
Mein Sohn Mijn zoon
Die Eltern De ouders
Die Familie De familie
Meine Schwester Mijn zus
Meine Tochter Mijn dochter

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Luis zeigt Sarah seine Familie auf dem Familienfoto.

Luis laat Sarah zijn familie zien op de familiefoto.
1. Luis: Auf diesem Bild siehst du meine Familie. (Op deze foto zie je mijn familie.)
2. Sarah: Wer ist das da vorne? (Wie is dat daar vooraan?)
3. Luis: Das sind meine Eltern. Sie heißen Markus und Tanja. (Dat zijn mijn ouders. Ze heten Markus en Tanja.)
4. Sarah: Haben sie Geschwister? (Hebben zij broers en zussen?)
5. Luis: Meine Mutter hat einen Bruder, meinen Onkel Wolfgang. Mein Vater hat eine Schwester, meine Tante Ursula. (Mijn moeder heeft een broer, mijn oom Wolfgang. Mijn vader heeft een zus, mijn tante Ursula.)
6. Sarah: Wer ist das da hinten auf dem Bild? (Wie is dat daar achter op de foto?)
7. Luis: Das sind meine Großeltern. Meine Oma Ingrid und mein Opa Hermann. (Dat zijn mijn grootouders. Mijn oma Ingrid en mijn opa Hermann.)
8. Sarah: Hast du Geschwister? (Heb jij broers of zussen?)
9. Luis: Ja, ich habe einen Bruder, Tom, und eine Schwester, Lisa. Sie sind nicht auf dem Bild. (Ja, ik heb een broer, Tom, en een zus, Lisa. Zij staan niet op de foto.)
10. Sarah: Haben deine Geschwister Kinder? (Hebben jouw broers of zussen kinderen?)
11. Luis: Nein, sie sind unverheiratet und haben keine Kinder. (Nee, ze zijn ongehuwd en hebben geen kinderen.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Wer sind Markus und Tanja?

(Wie zijn Markus en Tanja?)

2. Wer ist Wolfgang?

(Wie is Wolfgang?)

3. Wer fehlt auf dem Bild?

(Wie ontbreekt er op de foto?)

4. Haben Luis' Geschwister Kinder?

(Hebben de broers en zussen van Luis kinderen?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Wer sind deine Eltern und wie heißen sie?
    2. Wie zijn je ouders en hoe heten ze?
  2. Hast du Geschwister? Wenn ja, wie viele und wie heißen sie?
    3. Heb je broers of zussen? Zo ja, hoeveel en hoe heten ze?
  3. Wie ist der Familienstand deiner Eltern oder Geschwister?
    4. Wat is de burgerlijke staat van je ouders of broers en zussen?
  4. Hast du Großeltern? Erzähle kurz über sie.
    5. Heb je grootouders? Vertel kort over hen.