Woher kommst du wirklich. Was ist das Problem mit dieser Frage? Die Reporterin ist in Deutschland geboren ist und bekommt diese Frage oft gestellt. Sie stellt diese Frage nun anderen Leuten.
Waar kom je echt vandaan. Wat is het probleem met deze vraag? De journaliste is in Duitsland geboren en krijgt deze vraag vaak gesteld. Nu stelt ze deze vraag aan andere mensen.
Oefening 1: Luistervaardigheid
Instructie: Bekijk de video en herken de woordenschat. Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.
| Woord | Vertaling |
|---|---|
| Ich komme aus Deutschland | Ik kom uit Duitsland |
| Woher kommen Sie? | Waar komt u vandaan? |
| aus Berlin | uit Berlijn |
| Woher kommst du? | Waar kom jij vandaan? |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: Lees de dialoog en beantwoord de vragen.
Maria und Sven sprechen über ihre Herkunft.
Maria en Sven praten over hun afkomst.
| 1. | Sven: | Entschuldigung, sprechen Sie Englisch? | (Pardon, spreekt u Engels?) |
| 2. | Maria: | Nein, ich spreche kein Englisch. Ich spreche Deutsch, Spanisch und Französisch. | (Nee, ik spreek geen Engels. Ik spreek Duits, Spaans en Frans.) |
| 3. | Sven: | Woher kommen Sie? | (Waar komt u vandaan?) |
| 4. | Maria: | Ich komme aus Hamburg. Woher kommen Sie? | (Ik kom uit Hamburg. Waar komt u vandaan?) |
| 5. | Sven: | Ich komme aus Dänemark, aber ich wohne schon lange in Berlin. Warum sprechen Sie Spanisch? | (Ik kom uit Denemarken, maar ik woon al lang in Berlijn. Waarom spreekt u Spaans?) |
| 6. | Maria: | Ich spreche Spanisch, weil meine Mutter aus Mexiko kommt. | (Ik spreek Spaans omdat mijn moeder uit Mexico komt.) |
| 7. | Sven: | Und Sie sprechen Französisch, weil Ihr Vater aus Frankreich kommt? | (En spreekt u Frans omdat uw vader uit Frankrijk komt?) |
| 8. | Maria: | Ja, genau. Mein Vater kommt aus Marseille. | (Ja, precies. Mijn vader komt uit Marseille.) |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Woher kommt Maria?
(Waar komt Maria vandaan?)2. Welche Sprachen spricht Maria?
(Welke talen spreekt Maria?)3. Wo lebt Sven jetzt?
(Waar woont Sven nu?)4. Warum spricht Maria Spanisch?
(Waarom spreekt Maria Spaans?)Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Beantwoord de vragen en corrigeer ze met je leraar.
- Woher kommen Sie und wo wohnen Sie jetzt?
- Welche Sprachen sprechen Sie und warum?
- Haben Sie Familie in anderen Ländern? Erzählen Sie kurz davon.
- Wie fragen Sie jemanden, woher er oder sie kommt?
Waar komt u vandaan en waar woont u nu?
Welke talen spreekt u en waarom?
Heeft u familie in andere landen? Vertel er kort over.
Hoe vraagt u iemand waar hij of zij vandaan komt?